De onderstaande procedure
wordt gebruikt voor aanmelding met een gebruikersnummer dat gebruikers
van de beheerder van het apparaat hebben ontvangen.
Bij het opstarten van het apparaat wordt het aanmeldscherm
weergegeven.
Bij authenticatie op basis
van gebruikersnummer
- Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld
in de systeeminstellingen wordt het bedieningspaneel gedurende vijf
minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer
wordt ingevoerd.
- Neem contact op met de beheerder van het
apparaat om het gebruikersnummer te controleren dat aan u is toegekend.
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in met de
cijfertoetsen.
Elk cijfer dat u invoert, wordt weergegeven als '

'.
Tik op de toets [OK].
Wanneer het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd,
wordt het resterend aantal pagina's weergegeven dat de gebruiker
kan kopiëren of scannen.
Wanneer een limiet is ingesteld voor het aantal pagina's
dat een gebruiker kan gebruiken, wordt het gebruikte aantal pagina's
van de aangemelde gebruiker weergegeven.
- Een
limiet voor het aantal pagina's voor een gebruiker instellen:
Selecteer
in “Instellingen (beheerder)” [Gebruikersbediening] → [Instellingen
Toegangscontrole] → [Paginalimietgroep].
- Het aantal
te gebruiken pagina's na het aanmelden verbergen:
Schakel
in “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen] → [Authenticatie-instellingen]
→ [Standaardinstellingen] → [Gebruiksstatus weergaven na aanmelden]
uit.
- De weergavetijd
van mededelingen wijzigen:
Selecteer
in “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen] → [Algemene
instellingen] → [Bedieningsinstellingen] → [Voorwaarde-instellingen]
→ [Mededelingentijd Instellen].
Als het gebruikersnummer een getal van 8 cijfers
is, is deze stap niet vereist. U wordt automatisch aangemeld nadat
u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.
Als u klaar bent met het gebruik van het apparaat en
u zich wilt afmelden, tikt u op de toets [Afmelden].
Met deze methode kunnen gebruikers zich
aanmelden met een gebruikersnaam en wachtwoord dat zij van de beheerder
van het apparaat of de beheerder van de LDAP-serverhebben ontvangen.
Bij het opstarten van het apparaat wordt het aanmeldscherm
weergegeven.
Bij
authenticatie op basis van gebruikersnaam en wachtwoord
- Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt,
kunnen andere items op het scherm worden weergegeven.
- Wanneer LDAP-authenticatie wordt gebruikt,
kan de toets [E-mailadres] worden weergegeven, afhankelijk van de authenticatiemethode.
Tik op het tekstvak [E-mailadres] en voer uw e-mailadres in.
- Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de
systeeminstellingen wordt het bedieningspaneel gedurende vijf minuten
geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste gebruikersnaam
of wachtwoord wordt ingevoerd.
Neem contact op met de beheerder van het apparaat om de gebruikersnaam/het
wachtwoord te controleren dat aan u is toegekend.
- [Waarschuwing
wanneer aanmelden mislukt] instellen:
Selecteer
in “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen] → [Authenticatie-instellingen]
→ [Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt].
- Een gebruikersnaam
opslaan:
Selecteer
in “Instellingen (beheerder)” [Gebruikersbediening] → [Gebruikersinstellingen]
→ [Gebruikerslijst].
Registreer ook uitgebreide informatie zoals de gebruikersnaam, het
gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de beheerder
van het apparaat voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat
te gebruiken.
Voer de gebruikersnaam in.
Invoer via het aanraaktoetsenbordAls de gebruikersnaam niet in de instellingsmodus is geregistreerd,
moet een gebruiker die alleen LDAP-verificatie gebruikt op het tekstvak
[Gebruikersnaam] tikken en zijn/haar gebruikersnaam invoeren via het aanraaktoetsenbord.
Kiezen uit een lijst Tik op de toets [Selecteer uit lijst] en selecteer een gebruikersnaam
in het scherm Gebruikerslijst.
LDAP-verificatie kan worden gebruikt wanneer de
beheerder van de server LDAP-services via het LAN (lokale netwerk) aanbiedt.
Voer het wachtwoord in.
Voer in via het aanraaktoetsenbord.
Als u zich aanmeldt bij een LDAP-server, voert u het wachtwoord
in dat is geregistreerd voor de gebruikersnaam voor de LDAP-server.
Elk teken dat u invoert, wordt weergegeven als '

'. Nadat u het hebt ingevoerd, tikt u
op de toets [OK].
Als de verificatie plaatsvindt via de LDAP-server en
er onder "User List" en op de LDAP-server verschillende wachtwoorden
voor u zijn geregistreerd, gebruikt u het wachtwoord dat is opgeslagen
op de LDAP-server.
Een
gebruikersnaam en wachtwoord laten registreren:
Selecteer in “Instellingen (beheerder)” [Gebruikersbediening]
→ [Gebruikersinstellingen] → [Gebruikerslijst].
Wijzig zo nodig de informatie voor [Auth. om]
bij het registreren van de LDAP-server.
- Wanneer
u selecteert in het scherm Gebruikerslijst:
De LDAP-server waarmee u verbinding maakt,
is bij de registratie van uw gebruikersgegevens geregistreerd. Wanneer de
gebruikersnaam is geselecteerd, wordt dan ook de doelserver weergegeven
waarnaar de authenticatie wordt verwezen.
Ga naar stap 3.
- Wanneer
u het wachtwoord via het aanraaktoetsenbord invoert:
Tik op [Auth. om] en selecteer de LDAP-server
om u aan te melden.
Tik op de toets [OK].
Wanneer de ingevoerde gebruikersnaam en het wachtwoord zijn
geauthenticeerd, wordt het resterend aantal pagina's weergegeven
dat de gebruiker kan kopiëren of scannen.
Wanneer een limiet is ingesteld voor het aantal
pagina's dat een gebruiker kan gebruiken, wordt het gebruikte aantal pagina's
van de aangemelde gebruiker weergegeven.
- Een
limiet voor het aantal pagina's voor een gebruiker instellen:
Selecteer in “Instellingen (beheerder)”
[Gebruikersbediening] → [Instellingen Toegangscontrole] → [Paginalimietgroep].
- Het aantal
te gebruiken pagina's na het aanmelden verbergen:
Schakel in “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen]
→ [Authenticatie-instellingen] → [Standaardinstellingen] → [Gebruiksstatus
weergaven na aanmelden] uit.
- De weergavetijd
van mededelingen wijzigen:
Selecteer in “Instellingen (beheerder)”
[Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedieningsinstellingen]
→ [Voorwaarde-instellingen] → [Mededelingentijd Instellen].
Als u klaar bent met het gebruik van het apparaat en
u zich wilt afmelden, tikt u op de toets [Afmelden].
Deze authenticatiemethode wordt gebruikt
wanneer u zich met een Microsoft Entra ID aanmeldt op dit apparaat.
Bij het opstarten van het apparaat wordt het aanmeldscherm
weergegeven.
Wanneer
gecontroleerd door gebruikersnaam en apparaatwachtwoord
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen
wordt het bedieningspaneel gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer
driemaal achtereen een onjuiste gebruikersnaam of wachtwoord wordt ingevoerd.
[Waarschuwing
wanneer aanmelden mislukt] instellen:
Selecteer in “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen]
→ [Authenticatie-instellingen] → [Waarschuwing wanneer aanmelden
mislukt].
Voer de gebruikersnaam in.
Voer de gebruikersnaam in via het aanraaktoetsenbord.
Voer het wachtwoord van het apparaat in.
Voer het wachtwoord van het apparaat in via het aanraaktoetsenbord.
Het wachtwoord van het apparaat is het wachtwoord voor authenticatie
op het apparaat.
Dit is niet het wachtwoord voor de Microsoft Entra ID.
Tik op de toets [Auth naar] en stel de authenticatiebestemming
in.
Tik op de toets [Auth naar] om de authenticatiebestemming in
te stellen.
Tik op de toets [Auth naar], er wordt een lijst met authenticatiebestemmingen
weergegeven, tik op de authenticatiebestemming die u wilt gebruiken
en tik vervolgens op de toets [OK].
Tik op de toets [OK].
Wanneer de ingevoerde gebruikersnaam en het wachtwoord zijn
geauthenticeerd, wordt het resterend aantal pagina's weergegeven
dat de gebruiker kan kopiëren of scannen.
- Het
aantal te gebruiken pagina's na het aanmelden verbergen:
Schakel in “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen]
→ [Authenticatie-instellingen] → [Standaardinstellingen] → [Gebruiksstatus
weergaven na aanmelden] uit.
- De weergavetijd
van mededelingen wijzigen:
Selecteer in “Instellingen (beheerder)”
[Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedieningsinstellingen]
→ [Voorwaarde-instellingen] → [Mededelingentijd Instellen].
Als u klaar bent met het gebruik van het apparaat en
u zich wilt afmelden, tikt u op de toets [Afmelden].
WACHTWOORD VAN HET APPARAAT OPNIEUW INSTELLEN
Dit is de procedure voor het bijwerken van het wachtwoord
van het apparaat, bijvoorbeeld als u het wachtwoord van het apparaat
bent vergeten.
Tik op de toets [Wachtwoord van apparaat opnieuw instellen].
Om het wachtwoord van het apparaat bij te werken met
de methode voor gebruikersnaam/apparaatwachtwoord, tikt u op de
toets ‘Wachtwoord van apparaat opnieuw instellen’ op het weergegeven
scherm.
Wanneer het scherm voor IC-kaartregistratie verschijnt, wordt
gebruikers die IC-kaarten gebruiken gevraagd om de IC-kaart in de
IC-kaartlezer te plaatsen, en gebruikers die geen IC-kaarten gebruiken,
wordt gevraagd op [Geen IC-kaart] te tikken.
Ga verder met stap 2.
Voer de gebruikersnaam in.
Voer het wachtwoord van het apparaat in dat u wilt instellen.
Voer het wachtwoord van het apparaat in dat u in stap
3 hebt ingesteld in het veld “Bevestiging apparaatwachtwoord”.
Tik op de toets [Auth naar] en stel de authenticatiebestemming
in.
Tik op de toets [Auth naar] om de authenticatiebestemming in
te stellen.
Tik op de toets [Auth naar], er wordt een lijst met authenticatiebestemmingen
weergegeven, tik op de authenticatiebestemming die u wilt gebruiken
en tik vervolgens op de toets [OK].
Tik op de toets [OK].
De gebruiker moet worden geauthenticeerd met Microsoft
Entra ID.
EERSTE GEBRUIKER
Registreer een nieuwe gebruiker om in te loggen op dit
apparaat met een gebruikersnaam/apparaatwachtwoord.
Tik op de toets [Eerste gebruiker].
Om een nieuwe gebruiker te registreren met de methode voor
gebruikersnaam/apparaatwachtwoord, tikt u op de toets ‘Eerste gebruiker’
op het weergegeven scherm.
Wanneer het scherm voor IC-kaartregistratie verschijnt, wordt
gebruikers die IC-kaarten gebruiken gevraagd om de IC-kaart in de
IC-kaartlezer te plaatsen, en gebruikers die geen IC-kaarten gebruiken,
wordt gevraagd op [Geen IC-kaart] te tikken.
Ga verder met stap 2.
Voer de gebruikersnaam in.
Voer het wachtwoord van het apparaat in dat u wilt instellen.
Voer het wachtwoord van het apparaat in dat u in stap
3 hebt ingesteld in het veld “Bevestiging apparaatwachtwoord”.
Tik op de toets [Auth naar] en stel de authenticatiebestemming
in.
Tik op de toets [Auth naar] om de authenticatiebestemming in
te stellen.
Tik op de toets [Auth naar], er wordt een lijst met authenticatiebestemmingen
weergegeven, tik op de authenticatiebestemming die u wilt gebruiken
en tik vervolgens op de toets [OK].
Tik op de toets [OK].
De gebruiker moet worden geauthenticeerd met Microsoft
Entra ID.
Wanneer het apparaat wordt ingeschakeld,
laat dit een gemakkelijke authenticatie toe door op een vooraf geconfigureerd
pictogram te drukken.
- Er kunnen maximaal 20 gebruikers
worden geregistreerd.
- Enkel het apparaat ondersteunt snelle authenticatie.
Authenticatie op een webpagina en authenticatie vanop een printerdriver
kan niet worden gebruikt. Om authenticatie op een webpagina en authenticatie
vanop een printerdriver te gebruiken, gaat u naar authenticatie.
- Snelle authenticatie kan geen authenticatie
met de identiteitskaart of apparaataccountmodus gebruiken.
- Als [Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt] is ingeschakeld in de
systeeminstellingen wordt het bedieningspaneel gedurende vijf minuten
geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist wachtwoord wordt
ingevoerd. Neem contact op met de beheerder van het apparaat om
het wachtwoord te controleren dat aan u is toegekend.
Snelle
authenticatie gebruiken:
Schakel in “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen]
→ [Authenticatie-instellingen] → [Standaardinstellingen] → [Snel inloggen
inschakelen] in.
Voor de authenticatieserverinstellingen stelt u “Lokaal
aanmelden” in, en voor de authenticatiemethode-instellingen stelt
u “Loginnaam/wachtwoord” in.
Gebruikers registreren met snelle authenticatie
Bij het registreren van gebruikers met snelle authenticatie
kunnen de gebruikersbeheerinstellingen en webpagina-instellingen
die worden gebruikt bij het registreren van normale gebruikers,
niet worden gebruikt. Registratie wordt uitgevoerd op het aanmeldscherm
voor snelle authenticatie.
Tik in het actiescherm op [Gebruiker toevoegen/ Gebruikersreg. Bewerken].
Tik op de positie die u wilt registreren.
Dit schakelt naar het gebruikersregistratiescherm.
Wanneer op een pictogram wordt getikt dat reeds geregistreerd
is, schakelt dit naar het bewerkingsscherm van de gebruikersinformatie.
Informatie om te bewerken is dezelfde als de informatie
over de instellingen bij het registreren van een nieuw gebruikersscherm.
Zie stap 3 voor bewerking.
Voer de gebruikersinformatie in en tik op de toets [Registr.]
.
Specificeer het gebruikerspictogram, Gebruikersnaam, E-mailadres, Wachtwoord,
en Wachtwoord (bevestiging). Tik op de items om te registreren, en geef de noodzakelijke
informatie
in.
- Tik op "Pictogram(men) wijzigen"
op het actiepaneel, en het pictogramselectiescherm wordt getoond.
Selecteer het gewenste pictogram om te configureren.
- Gebruikersnaam wordt getoond
samen met het pictogram. Zorg ervoor dat dit ingegeven is.
- Bij het bewerken van
gebruikersinformatie kan het Wachtwoord niet worden gewijzigd. "Wachtwoord"
en "Wachtwoord (bevestiging)" zullen niet worden getoond op het bewerkingsscherm.
Een
geregistreerd gebruiker wissen
Tik op [Gebruiker toevoegen/ Gebruikersreg. Bewerken] op het actiepaneel, tik vervolgens
op het pictogram van de gebruiker om te wissen. Tik op [Wissen]
op het actiepaneel, en tik vervolgens op de toets [Wissen] in
het weergegeven bevestigingsbericht.
Gebruiker
bewerken en wissen vanuit gebruikersbeheerinstellingen en webpagina
Gebruikers kunnen niet worden geregistreerd vanuit de
gebruikersbeheerinstellingen en de webpagina, maar gebruikers die
geregistreerd zijn met behulp van snelle authenticatie worden getoond
in de Gebruikerslijst. Het bewerken en wissen van gebruikersgegevens
is mogelijk vanuit de Gebruikerslijst. Configueer de Gebruikerslijst
vanuit [Gebruikersbediening] → [Gebruikersinstellingen] → [Gebruikerslijst]
in de “Instellingen (beheerder)”.
Het apparaat authenticeren met behulp van snelle authenticatie
Tik op het pictogram.
Als er geen wachtwoord ingesteld is, zal het aanmelden
nu worden afgesloten.
Als u een Wachtwoord instelt, voer dan het Wachtwoord
in.
Voer uw Wachtwoord in via het aanraaktoetsenbord.
Ingevoerde tekst wordt getoond met "*". Nadat u het Wachtwoord hebt
ingevoerd, tikt u op de toets [OK].
Als u klaar bent met het gebruik van het apparaat en
u zich wilt afmelden, tikt u op de toets [Afmelden].