AFDRUKKEN ALS DE FUNCTIE GEBRUIKERSAUTHENTICATIE IS INGESCHAKELD
De gebruikersinformatie (zoals gebruikersnaam en wachtwoord) die moet worden ingevoerd,
varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode. U moet dan ook contact opnemen
met de beheerder van het apparaat voordat u gaat afdrukken.
- Als u 'Afdrukbeleid' hebt geconfigureerd op het tabblad [Configuratie] om ervoor te
zorgen dat de gebruikersauthenticatie altijd wordt uitgevoerd, moeten gebruikers voor
elke afdrukopdracht worden geautoriseerd. Daarvoor moet u de authenticatiegegevens
invoeren in het dialoogvenster dat telkens als u gaat afdrukken wordt weergegeven.
- De functie voor gebruikersauthenticatie van het apparaat kan niet worden gebruikt
wanneer de PPD-driver*is geïnstalleerd en de standaard PS-printerdriver van Windows wordt gebruikt.
Daarom kan het apparaat worden geconfigureerd om te voorkomen dat gebruikers wier
gebruikersinformatie niet op het apparaat is opgeslagen, afdrukopdrachten uitvoeren.
* De PPD-driver stelt het apparaat in staat om af te drukken met de standaard PS-printerdriver
van Windows.
In het venster met de eigenschappen van de printerdriver selecteert u de printerdriver
van het apparaat en klikt u op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster van de printerdriver te openen
(meestal [Eigenschap] of [Voorkeursinstellingen]), kan per toepassing verschillen.
Voer uw gebruikersinformatie in.
- Klik op de tab [Taakverwerking].
- Voer uw gebruikersinformatie in.
- Als de authenticatie wordt uitgevoerd op gebruikersnaam, selecteert u [Loginnaam]
en voert u uw gebruikersnaam in.
- Als de authenticatie wordt uitgevoerd op gebruikersnaam en wachtwoord, selecteert
u [Loginnaam/Wachtwoord] en voert u uw gebruikersnaam en wachtwoord in. Voer 1 tot
32 tekens in voor het wachtwoord
- Wanneer de authenticatiebestemming van het apparaat Active Directory is, kan [Eenmalig
aanmelden] worden geselecteerd. Voor meer informatie over eenmalig aanmelden, raadpleeg
"AUTHENTICATIE DOOR EENMALIG AANMELDEN".
- Als de authenticatie wordt uitgevoerd op gebruikersnummer, selecteert u [Gebruikersnummer]
en voert u uw gebruikersnummer van 5 tot 8 cijfers in.
- Voer zo nodig de gebruikersnaam en opdrachtnaam in.
- Klik op het selectievakje [Gebruikersnaam] en voer uw gebruikersnaam in (maximaal
32 tekens). De door u ingevoerde gebruikersnaam wordt in het aanraakscherm van het
apparaat weergegeven. Als u geen gebruikersnaam invoert, wordt de aanmeldnaam van
uw pc weergegeven.
- Klik op het selectievakje [Naam taak] en voer een opdrachtnaam in (maximaal 30 tekens).
De door u ingevoerde opdrachtnaam wordt als bestandsnaam in het aanraakscherm van
het apparaat weergegeven. Als u geen opdrachtnaam invoert, wordt de ingestelde bestandsnaam
uit de applicatie weergegeven.
- Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt weergegeven voordat het afdrukken start,
schakelt u het selectievakje [Contr.opd.regeling] in.
- Klik op de knop [OK] om het afdrukken te starten.

Authenticatie door Eenmalig aanmelden vereist dat Active Directory-authenticatie wordt
uitgevoerd op het apparaat en uw computer. Dit kan alleen worden gebruikt wanneer
uw computer op Windows draait.