SHARP

Taal

VIJLEN TIJDENS HET AFDRUKKEN

SNELBESTAND

Met deze functie kunt u een origineel als afbeeldingsbestand opslaan in de snelmap van het apparaat.
Het afbeeldingsbestand dat is opgeslagen in de snelle bestandsmodus kan later worden opgehaald.

  • Als een bestand wordt opgeslagen met Snelbestand, worden automatisch de volgende gebruikersnaam en bestandsnaam aan het bestand toegewezen.
  • Gebruikersnaam: Gebr. onbekend
    Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
    (Voorbeeld: USB_Direct_10102022_112030)
    Opslaglocatie: Snelmap
    Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de gebruikersnaam geselecteerd die is gebruikt voor aanmelden.
    Alleen de naam en de locatie van een bestand in de snelmap kunnen worden gewijzigd.
Alle niet-beveiligde bestanden in de snelmap verwijderen:
Selecteer in "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Instellingen Document- archivering] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Alle Snelbestanden Wissen]. U kunt ook instellen dat alle bestanden moeten worden verwijderd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld.

Tik op [Selecteer afdrukbestand uit USB-geheugen] of [Selecteer afdrukbestand uit netwerkmap] op het bedieningspaneel.

Wanneer u op [Selecteer afdrukbestand uit USB-geheugen] tikt, sluit u het USB-geheugenapparaat aan op de machine.

Gebruik FAT32, NTFS of exFAT formaat voor USB-geheugenapparaat.
Wanneer het formaat van het USB-geheugenapparaat FAT32 is, gebruik dan een USB-geheugenapparaat van 32 GB of minder.

Tik op [Afdrukken van extern geheugenapparaat (USB)] als een scherm wordt weergegeven waarin u een actie moet selecteren.

Raak [Snelbestand] aan op de Speciale modi zodat het geselecteerd is.

Wanneer er een bericht over het opslaan van vertrouwelijke informatie wordt weergegeven, tikt u op de toets [OK].

Begin met afdrukken.

Wanneer de functie wordt uitgevoerd, worden de afbeeldingsgegevens van het origineel opgeslagen in de snelmap.
Om te voorkomen dat het bestand onbedoeld wordt opgeslagen, wordt gedurende 6 seconden (standaardinstelling) nadat u op de toets [Start] hebt getikt, de volgende waarschuwing weergegeven: "De gescande gegevens worden opgeslagen in de snelmap".
Als u de weergavetijd voor het bericht wilt wijzigen, selecteert u in de 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] → [Voorwaarde- Instellingen] → [Mededelingentijd Instellen].
Snelbestand annuleren:
Tik op [Snelbestand] om het vinkje te verwijderen .

BESTANDSINFORMATIE

De procedure voor uitgebreide instellingen wordt hieronder beschreven.
Wanneer u een eigenschap, gebruikersnaam, bestandsnaam en map opgeeft, kan een bestand eenvoudiger worden beheerd en gevonden. Als u [Vertrouwelijk] selecteert voor Eigenschap en een wachtwoord instelt, kunnen anderen het bestand bovendien niet zonder uw toestemming bekijken.

De eigenschap wijzigen

U kunt een beveiligingsinstelling selecteren voor bestanden die zijn opgeslagen met de functie voor documentarchivering. Hiermee voorkomt u dat een bestand wordt verplaatst of handmatig of automatisch wordt verwijderd.
Er zijn drie eigenschappen beschikbaar voor opgeslagen bestanden: 'Delen', 'Beveiligen' en 'Vertrouwelijk'. Wanneer het bestand wordt opgeslagen met de eigenschap 'Delen', is het niet beveiligd. Wanneer het bestand wordt opgeslagen met de eigenschap 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk', is het wel beveiligd.
Bestanden die worden opgeslagen in de snelmap, hebben altijd de eigenschap 'Delen'. Wanneer u een bestand opslaat in de hoofdmap of een aangepaste map, kunt u 'Delen', 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk' selecteren.

Delen

Een bestand met de eigenschap 'Delen' kan worden gewijzigd in een bestand met de eigenschap 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk' met de functie 'Eigensch. Wijzigen' in Taakinstellingen.

Beveiligen

Voor 'Beveiligen' hoeft u geen wachtwoord op te geven, maar u voorkomt daarmee wel dat een bestand wordt verplaatst, verwijderd of bewerkt. U kunt geen wachtwoord instellen.

Vertrouwelijk

Als u een 'Vertrouwelijk'-bestand wilt beveiligen, stelt u een wachtwoord in. (Het wachtwoord moet worden ingevoerd voordat het bestand kan worden opgehaald.) Als een bestand wordt opgeslagen in versleutelde PDF-indeling, wordt het bestandskenmerk automatisch ingesteld op "Vertrouwelijk".

Beperkingen voor het wijzigen van de eigenschap
  • Een bestand met de eigenschap 'Delen' kan worden gewijzigd in 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk'. Een bestand dat als 'Delen' is opgeslagen in de snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in 'Beveiligen'.
  • Een bestand met de eigenschap 'Beveiligen' kan worden gewijzigd in 'Delen' of 'Vertrouwelijk'. Een bestand dat als 'Beveiligen' is opgeslagen in de snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in 'Delen'.
  • Een bestand dat is opgeslagen in de snelmap kan niet worden gewijzigd in 'Vertrouwelijk'. Als het bestand wordt verplaatst naar de hoofdmap of een aangepaste map, kan de eigenschap worden gewijzigd in 'Vertrouwelijk'.
  • Voor één bestand kunnen niet twee eigenschappen worden geselecteerd.

Selecteer [Eigenschap] in het scherm Bestandsinformatie.

Als u [Vertrouwelijk] hebt geselecteerd, voert u een wachtwoord in (4 tot 32 tekens).

Elk cijfer dat u invoert, wordt weergegeven als “ ”.

Een gebruikersnaam opgeven

Tik op het tekstvak [Gebruikersnaam].

Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de gebruikersnaam geselecteerd die is gebruikt voor aanmelden. In dat geval kunt u deze stap overslaan.
U moet de gebruikersnaam eerst opslaan door in “Instellingen (beheerder)” [Gebruikers -bediening] → [Gebruikersinstellingen] → [Gebruikers- Lijst] te selecteren.

Tik op de toets van de gebruikersnaam.

U kunt ook een gebruikersnaam selecteren door te tikken op de toets [Oproepen met registratienummer] en het gebruikersnummer in te voeren.
U moet het gebruikersnummer eerst instellen door [Gebruikers -bediening] in de "Instellingen (beheerder)" → [Gebruikersinstellingen] → [Gebruikers- Lijst] te selecteren.

Tik op .

Vervolgens wordt het scherm uit stap 1 met de geselecteerde gebruikersnaam weergegeven.

Een bestandsnaam toewijzen

U kunt een bestandsnaam aan het bestand toewijzen.

Tik op het tekstvak [Bestandsnaam] en voer de bestandsnaam in.

Voer een bestandsnaam in van maximaal 30 tekens.
Bestandsnaam
  • Als u een bestandsnaam opgeeft die al bestaat, worden een tilde en serienummer toegevoegd aan de bestandsnaam en wordt dit bestand opgeslagen als een ander bestand. De bestandsnaam is niet hoofdlettergevoelig.
  • Als het bestand 'test.txt' al bestaat en u de bestandsnaam 'TEST.TXT' opgeeft, wordt het bestand opgeslagen met de naam 'TEST.TXT~1'.
  • Als de lengte van de bestandsnaam de limiet overschrijdt, worden de laatste tekens weggelaten en wordt een serienummer toegevoegd aan de bestandsnaam.

De map opgeven

Geef op in welke map u het bestand wilt opslaan.

Tik op het tekstvak [Opgeslagen in].

Als een gebruikersnaam met de instelling 'Mijn map' wordt geselecteerd, wordt 'Mijn map' van die gebruiker automatisch geselecteerd.

Tik op de toets van de map waarin u het bestand wilt opslaan en tik op .

Als er een wachtwoord is ingesteld voor de map, wordt er een scherm weergegeven voor het invoeren van het wachtwoord. Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen en tik op de toets .

PDF-bestand maken voor bladeren op de pc

Tik op het selectievakje [PDF maken voor surfen op pc] om een openbaar PDF-bestand voor surfen op de pc te maken wanneer het bestand wordt opgeslagen.

Standaardinstelling van PDF-indeling voor surfen op pc

U kunt de aanvankelijke bestandsindeling opgeven voor het openbare PDF-bestand of het downloadbestand dat tijdens de uitvoering van elke opdracht wordt gemaakt.
Selecteer in "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Instellingen Document- archivering] → [Algemene instellingen] → [Standaardinstelling van PDF-indeling voor surfen op pc].

Z/W : Compressiemodus

Geen, MH (G3), MMR (G4)

Kleur/grijstinten : Comprimeringsfactor

Laag, Midden, Hoog

Taal

Version 01a / bpb547pw_usr_01a_nl

↑Eerste pagina