Open het aanraaktoetsenbord
om de naam van een bestand, programma, map of gebruiker te registreren.
Geeft de ingevoerde
tekst weer.
Tik op een toets
om tekst in te voeren.
De toetstypen verschillen al naar gelang de geselecteerde
invoermodus.
Schakel het alfabet
naar hoofdletters.
U kunt hem ook vergrendelen door hem ingedrukt te houden.
Als u bijvoorbeeld achter elkaar hoofdletters invoert. Tik terwijl
de vergrendeling is ingeschakeld om het te ontgrendelen.
Sluit het aanraaktoetsenbord
af.
Voltooit de ingevoerde
tekens en sluit het aanraaktoetsenbord af.
Schakelt naar andere
invoermodi.
Om één teken links
te wissen.
Zet de omgezette
tekens tijdelijk vast of voegt een regeleinde in.
Verandert de toetsindeling.
Voor het omzetten
van de ingevoerde tekens. Met de toets [Spatie] kunt u een spatie
invoegen tussen woorden wanneer er geen om te zetten tekens zijn
opgegeven.
Om tekens met een
accent en speciale symbolen in te geven.
Voor het verplaatsen
van de cursor of voor het wijzigen van het bereik van het opgegeven
conversiedoel.
Selecteer op het bedieningspaneel [Systeeminstellingen]
→ [Algemene instellingen] → [Bedienings- Instellingen] → [Toetsenbordinstellingen].
U kunt de lay-out en de weergave van de toetsen aanpassen
aan de ingestelde taal.
Version 02a / bpc131pw_usr_02a_nl