SHARP

Taal

Authenticatie-instellingen

Deze instelling kan alleen worden ingesteld op webpagina’s.

Standaard- instellingen

Gebruikersauthenticatie

Met deze instelling kunt u gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de authenticatiemethode opgeven.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt elke gebruiker van het apparaat geregistreerd. Wanneer een gebruiker zich aanmeldt, worden de bijbehorende authenticatie-instellingen op die gebruiker toegepast. Deze functie biedt meer controle over de beveiliging en het kostenbeheer dan op eerdere apparaten.
Zelfs als de gebruikersinformatie niet op het apparaat is opgeslagen, kunt u de gebruikersinformatie die op een LDAP-server is opgeslagen zo nodig rechtstreeks op het apparaat invoeren. Zie “Als fabrieksinstelling opgeslagen gebruikers” voor meer informatie.

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

  • Zie ' Gebruikerslijst' voor informatie over het opslaan van gebruikers.
  • Zie ' GEBRUIKERSAUTHENTICATIE' voor informatie over de aanmeldprocedures als de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.

Gebruikersauthenticatie
Als [Gebruikersauthenticatie] is ingeschakeld, wordt het authenticatiescherm weergegeven voordat een handeling wordt uitgevoerd in een modus.
Meld u aan als een reeds geregistreerde gebruiker.
Nadat u zich hebt aangemeld, kunt u binnen alle modi navigeren.

Authenticatie-instellingen

Stel de locatie in waar de gebruikersauthenticatie moet worden ingeschakeld.
Lokaal aanmelden: Gebruikersauthenticatie wordt uitgevoerd op dit apparaat.
LDAP: Gebruikersauthenticatie door de LDAP-server.

Standaard fabrieksinstellingen:
Lokaal aanmelden

Standaardinstelling netwerkauthenticatieserver

Gebruik deze instelling om de standaardnetwerkauthenticatieserver in te stellen.
Wanneer u zich aanmeldt op de webpagina of een afdrukopdracht naar het apparaat verzendt met gebruikersinformatie die niet in het apparaat is geregistreerd, is de authenticatieserver niet bekend.
Deze instelling wordt gebruikt om een van de LDAP-servers die in het apparaat zijn geregistreerd te selecteren als authenticatieserver.

Als de aanmelding gebeurt via netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet in het apparaat is geregistreerd, is de aangemelde gebruiker de 'Gebruiker' die als fabrieksinstelling is geregistreerd. Zie “ Als fabrieksinstelling opgeslagen gebruikers” voor meer informatie.

Specificeer netwerkserver toegangsinstelling

Toegangscontrolegegevens voor maximum aantal pagina's en bevoegdheden kunnen van tevoren op een netwerkserver worden opgeslagen. Als deze netwerkserver voor netwerkauthenticatie wordt gebruikt, vindt de gebruikersauthenticatie plaats aan de hand van de opgeslagen toegangscontrolegegevens.
Gebruik deze functie als gebruikersauthenticatie plaatsvindt door middel van netwerkauthenticatie met een LDAP-server.
Voordat u deze functie gebruikt, moet u de instellingen voor authenticatie door een netwerkserver configureren, controlenummers ophalen voor ''Paginalimietgroep'' en ''Autoriteitsgroep'' (inclusief de basisinstellingen voor elke groep) en deze koppelen aan de controlenummers die in het apparaat zijn geregistreerd.
Als u deze functie wilt gebruiken, voegt u de eigenschappen die zijn gekoppeld aan "Paginalimietgroep" en "Authoriteitsgroep" toe aan de adreslijstinformatie van de netwerkserver die voor gebruikersauthenticatie wordt gebruikt. Onderstaande tabel bevat informatie over de eigenschappen. Instellingen die eerder in het apparaat zijn opgeslagen, kunnen niet worden gewijzigd.

Eigenschap Naam van eigenschap volgens fabrieksinstelling Instellingen

Paginalimietgroep

pagelimit

Registratienummer van de paginalimietgroep die in het apparaat is geregistreerd of een groepsnaam die eerder in het apparaat is geregistreerd.

Onbeperkt: unlimited

Authoriteitsgroep

authority

Registratienummer van de authoriteitsgroep die in het apparaat is geregistreerd of een groepsnaam die eerder in het apparaat is geregistreerd.

Beheerder: admin

Gebruiker: user

Gast: guest

U kunt de naam van de eigenschappen die het apparaat van de LDAP-server ophaalt als volgt wijzigen. Selecteer op de webpagina [Netwerk- instellingen] → [LDAP-installatie]. In het instellingenscherm Globaal adresboek dat wordt weergegeven, selecteert u [Link met gebruikerscontrolefunctie] en vervolgens [Paginalimietgroep] en [Authoriteitsgroep].
De gegevens voor [Paginalimietgroep] en [Authoriteitsgroep] die in elk apparaat zijn geregistreerd, bepalen de bevoegdheden en instellingen die daadwerkelijk aan de gebruiker worden toegekend. Als u deze functie wilt gebruiken om ervoor te zorgen dat gebruikers op elk apparaat over dezelfde bevoegdheden en instellingen beschikken, registreert u de gegevens voor [Paginalimietgroep] en [Authoriteitsgroep] met dezelfde bevoegdheden, zodat deze op elk apparaat worden geregistreerd met dezelfde registratienummers.
De directory-gegevens van de gebruikte netwerkserver kunnen niet vanaf het apparaat worden gewijzigd. Neem contact op met de beheerder van de netwerkserver.
Als 100 gebruikers al handmatig zijn geregistreerd, is inloggen niet mogelijk. Neem contact op met de beheerder van het apparaat.

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

  • Als toegangscontrole is ingeschakeld en de toegangscontrole-informatie niet kan worden verkregen via netwerkauthenticatie, is gebruikersauthenticatie niet mogelijk.
  • Als een gebruiker die in het apparaat is geregistreerd door middel van netwerkauthenticatie wordt geauthenticeerd, krijgen de instellingen voor gebruikersregistratie op het apparaat prioriteit boven de paginalimietgroep en autoriteitsgroep.
  • Als de verkregen toegangscontrole van de LDAP-server niet in het apparaat is geregistreerd, worden de standaardgebruikersbevoegdheden toegepast.
  • Als deze functie niet is ingeschakeld en een gebruiker door netwerkauthenticatie wordt geauthenticeerd als ongeregistreerde gebruiker, worden de standaardgebruikersbevoegdheden toegepast.

Instelling authenticatiemeth.

Hiermee wordt de authenticatiemethode geselecteerd. U moet deze instelling configureren voordat u gebruikersauthenticatie gaat gebruiken. Welke items u kunt configureren voor gebruikers die zijn opgeslagen nadat de gebruikersauthenticatiemethode is ingesteld, hangt af van de geselecteerde authenticatiemethode.
Een gebruiker authenticeren d.m.v. loginnaam en wachtwoord
Bij de standaardauthenticatiemethode worden een gebruikersnaam en een wachtwoord gebruikt.
Een gebruiker alleen d.m.v. gebruikersnummer authenticeren
Gebruik deze optie voor eenvoudige authenticatie als u de netwerkauthenticatie overslaat.

Standaard fabrieksinstellingen:
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam en wachtwoord
  • Het aanmeldscherm hangt af van de geselecteerde authenticatiemethode.
  • Zie “ GEBRUIKERSAUTHENTICATIE” voor meer informatie.
  • Als 'Een gebruiker alleen d.m.v. gebruikersnummer authenticeren' is geselecteerd als authenticatiemethode, kan de netwerkauthenticatie niet worden gebruikt.
Hoofdlettergevoeligheid van loginnaam is ingeschakeld.
Stel in of u de gebruikersnamen die worden gebruikt voor gebruikersauthenticatie hoofdlettergevoelig wilt maken. Als het selectievakje is ingesteld op dan worden de gebruikersnamen met dezelfde spelling maar met verschillend gebruik van hoofdletters en kleine letters herkend als verschillende gebruikersnamen. Gebruikersnamen met dezelfde spelling, maar met verschillend gebruik van hoofdletters en kleine letters worden daarom geauthenticeerd als gebruikersnamen van verschillende gebruikers. Als het selectievakje is ingesteld op , is hoofdlettergevoeligheid voor aanmeldingsnamen uitgeschakeld. Daarom worden gebruikersnamen met dezelfde spelling en verschillend gebruik van hoofdletters en kleine letters geauthenticeerd als de gebruikersnaam van dezelfde gebruiker.
Standaard fabrieksinstellingen:
Inschakelen
Als het selectievakje wordt gewijzigd in en er identieke gebruikersnamen bestaan met alleen verschillen in kleine letters en hoofdletters, dan worden de gebruikersnamen die al zijn geregistreerd herkend als gebruikersnamen van verschillende gebruikers.

Instelling van Card

IC-kaart gebruiken voor authenticatie
Laat toe dat de identiteitskaart wordt gebruikt bij authenticatie van de gebruiker.

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

Beheerinstellingen

Afdrukken door ongeldige gebruiker uitschakelen

Afdrukopdrachten door gebruikers die geen gebruikersinformatie in dit apparaat hebben geregistreerd, zoals opdrachten waarvoor geschikte gebruikersinformatie niet is ingevoerd in de printerdriver zijn verboden.

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

Instelling voor automatisch afmelden

Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt deze instelling of automatische afmelding moet worden ingeschakeld.
De tijd tot afmelding kan worden ingesteld tot maximaal 240 seconden in stappen van 10 seconden.

Standaard fabrieksinstellingen:
Inschakelen

Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt

Bij het invoeren van een wachtwoord, inclusief het beheerderswachtwoord, wordt het aantal verkeerd ingevoerde wachtwoorden geteld; bij het gespecificeerde aantal (drie) pogingen wordt de gebruikersaccount geblokkeerd en wordt de gebruiker geblokkeerd zodat verdere aanmeldpogingen bij de account onmogelijk zijn gedurende vijf minuten. Het aantal onjuiste pogingen wordt voor elke gebruiker afzonderlijk geteld, en het aantal wordt gereset als het juiste wachtwoord wordt ingevoerd.
Hiermee wordt voorkomen dat niet-geautoriseerde personen een wachtwoord proberen te raden. (Het aantal mislukte aanmeldpogingen blijft bewaard, ook nadat het apparaat is uitgeschakeld.)

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

  • De blokkering geldt alleen voor de gebruiker van wie het aanmelden is mislukt, niet voor alle gebruikers. Als een gebruiker is geblokkeerd, kunnen de andere gebruikers zich nog steeds aanmelden.
  • Als netwerkauthenticatie via LDAP wordt gebruikt, wordt de blokkering door de server uitgevoerd en niet door het apparaat. Selecteer de gewenste blokkeerinstellingen op de server.
  • Als dezelfde gebruiker geblokkeerd is, wordt de toets [Vrijgeven Opdrachtvergrendelingsstatus] weergegeven in het scherm “Gebruikersregistratie” voor die gebruiker. Een beheerder kan op deze toets tikken en handmatig wissen.

Schakel IPP-verificatie in, behalve voor het printerstuurprogramma

Schakelt IPP-authenticatie in op een niet-printerdriver.

Standaard fabrieksinstellingen:
Inschakelen

Acties bij authenticeren gebruiker

Alleen bestanden van aangemelde gebruikers weergeven

Als vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar het apparaat zijn gespoold, kunt u de gespoolde afdrukgegevens automatisch laten afdrukken wanneer de gebruiker die het vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

Teller terugzetten na verzenden van e-mailstatus

Nadat de e-mailstatus is verzonden, wordt de teller op nul gezet.
Enkel weergegeven wanneer E-mailwaarschuwing en Status zijn ingeschakeld.

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

Schermweergave-instellingen na authenticatie

Aanmeldnaamweergave

Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, selecteert u of de gebruikersnaam of sterretjes moeten worden weergegeven.

Standaard fabrieksinstellingen:
Gebruikersnaam weergeven
Item Beschrijving

Aanmeldnaam weergeven

De gebruikersnaam weergeven.

Aanmeldnaam weergeven met "*"

De gebruikersnaam verbergen met sterretjes.

Gebruiksstatus weergeven na aanmelden

Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt deze instelling of het totaal aantal pagina's van een gebruiker wordt weergegeven wanneer deze gebruiker zich aanmeldt.

Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen

Cardreader instell.

Voorwaarde- Instellingen

Kaarttype/kaartlezer
Geef de informatie over het kaarttype en de kaartlezer op die moet wordt gebruikt.

Standaard fabrieksinstellingen:
200
Authoriteit card-ID registreren/wijzigen
Specificeer of de aangemelde gebruiker zijn/haar kaart-ID-informatie op dit apparaat kan registreren/wijzigen/wissen.
Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen
Voorzieningcode in HID-modus
Stel in of de faciliteitscode moet worden gecontroleerd bij gebruik van een HID-kaart.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, wordt de faciliteitscode (maximaal 128 één-bit tekens) geregistreerd.
Standaard fabrieksinstellingen:
Uitschakelen
Voorzieningcode
Voert de faciliteitscode van een HID-card in. Wanneer u op de toets [Opslaan] tikt, wordt de faciliteitscode opgeslagen.
Importeren uit installatiebestand
Voer de naam van het configuratiebestand in en tik op de toets [Uitvoeren]. De instellingen voor het cardgebied worden uit het configuratiebestand gelezen. Als u op de toets [Wissen] tikt, worden alle bestanden die voldoen aan de huidige zoekvoorwaarden gewist.

Taal

Version 02a / bpc131pw_usr_02a_nl

↑Eerste pagina