Het beheerderswachtwoord en gebruikerswachtwoord kunnen
worden gewijzigd.
Zorg ervoor dat u het nieuwe wachtwoord onthoudt wanneer u
het wachtwoord wijzigt.
(Wij raden u aan het beheerderswachtwoord regelmatig te wijzigen.)
Gebruik deze instelling om het aanmeldscherm weer te
geven zodat de gebruiker zich moet aanmelden om toegang te krijgen
tot de webserver.
Verandert de instelling van het beheerderswachtwoord.
Zorg er, bij het instellen van een wachtwoord, voor dat het
ten minste een of meer cijfers, hoofdletters en kleine letters van
het alfabet, en symbolen bevat.
De tekens die kunnen worden ingevoerd, zijn de volgende.
Verandert de instelling van het gebruikerswachtwoord.
Zorg er, bij het instellen van een wachtwoord, voor dat het
ten minste een of meer cijfers, hoofdletters en kleine letters van
het alfabet, en symbolen bevat.
De tekens die kunnen worden ingevoerd, zijn de volgende.
Het beheerderswachtwoord en gebruikerswachtwoord kunnen
worden gewijzigd.
Zorg ervoor dat u het nieuwe wachtwoord onthoudt wanneer u
het wachtwoord wijzigt.
(Wij raden u aan het beheerderswachtwoord regelmatig te wijzigen.)
U kunt de instellingen selecteren voor het annuleren
van afdrukopdrachten die niet moeten worden vastgehouden of juist
aangeven dat alle afdrukopdrachten moeten worden vastgehouden.
Als [Afdruktaken beperken andere dan de huidige Afdruktaak in Wachtrij] is ingeschakeld,
kunnen onderstaande instellingen
worden geselecteerd.
Item | Beschrijving |
---|---|
Retentie forceren |
Met deze instelling bepaalt u dat alle afdrukopdrachten moeten worden vastgehouden, ook de opdrachten waarvoor deze optie niet is geselecteerd. |
Taak uitschakelen |
Alle niet-vastgehouden afdrukopdrachten verbieden. |
Als een afdruktaak wordt onderbroken omwille van een
papierstoring of dergelijke, dan zal de taak na de tijd die is ingesteld
in “Tijd totdat opgeschorte afdruktaken automatisch worden verwijderd”
automatisch worden gewist.
Stel de tijd in na het stoppen van een taak om de taak
automatisch te wissen.
Verwijdert de gegevens volledig uit het geheugen van
het apparaat wanneer de opdracht is voltooid.
U kunt de aanvragen van externe sites weigeren.
Stel in of geforceerde toegangscontrole moet worden
uitgevoerd. Zodra dit is ingesteld, zal de toegang tot alle bestanden
binnen het apparaat geforceerd worden gecontroleerd.
Voor de verschillende grote poorten die in het systeem
worden gebruikt, stelt u het verbod/de toelating en het poortnummer
in, en tikt u op de toets [Opslaan].
De poorten die kunnen worden ingesteld, zijn de volgende.
Serverpoort | Standaardinstellingen | Clientpoort | Standaardinstellingen | ||
---|---|---|---|---|---|
Poortbeheer | Inschakelen / Uitschakelen | Poortbeheer | Inschakelen / Uitschakelen | ||
HTTP |
80 |
Ingeschakeld |
HTTP |
Ingeschakeld |
|
HTTPS |
443 |
Ingeschakeld |
HTTPS |
Ingeschakeld |
|
FTP afdrukken |
21 |
Ingeschakeld |
FTP |
Ingeschakeld |
|
RAW-afdruk |
9100 |
Ingeschakeld |
FTPS |
Ingeschakeld |
|
LPD |
515 |
Ingeschakeld |
SMTP |
Ingeschakeld |
|
IPP |
631 |
Ingeschakeld |
SMTP-SSL/TLS |
Ingeschakeld |
|
IPP-SSL/TLS |
443 |
Uitgeschakeld |
POP3 |
Ingeschakeld |
|
Extern bedieningspaneel |
5900 |
Ingeschakeld |
SNMP-TRAP |
162 |
Ingeschakeld |
SNMPD |
161 |
Ingeschakeld |
Melding bij einde opdracht |
Ingeschakeld |
|
WSD |
Ingeschakeld |
LDAP |
Ingeschakeld |
||
LDAP-SSL/TLS |
Ingeschakeld |
||||
mDNS |
Ingeschakeld |
||||
syslog |
514 |
Ingeschakeld |
|||
syslog-SSL/TLS |
6514 |
Ingeschakeld |
U kunt de filter via een IP- of MAC-adres instellen
om ongeautoriseerde toegang tot het apparaat via een netwerk te voorkomen.
Stel het IP- of MAC-adresfilter in en tik op de toets [Opslaan].
Met deze optie stelt u het IP-adres in.
U kunt aangeven of via het IP-adres dat u instelt toegang
tot het apparaat al dan niet mogelijk is.
Met deze optie stelt u het MAC-adres in.
Vanaf het MAC-adres dat u instelt heeft de gebruiker toegang
tot het apparaat.
Schakel de instellingen in [Systeeminstellingen] → [Beveiligingsinstellingen]
→ [Filterinstelling] op de webpagina in.
SSL/TLS kan worden gebruikt voor het verzenden van gegevens
via een netwerk.
SSL/TLS is een protocol waarmee u de gegevens die u via een
netwerk verzendt, kunt versleutelen. Dankzij versleutelde gegevens
is het mogelijk gevoelige informatie op een veilige manier te versturen
en te ontvangen.
Gegevens versleutelen kan voor de volgende protocollen worden
ingesteld.
Toont de status van het certificaat dat vereist is voor
SSL / TLS-communicatie. Klik op de toets [Selecteren] om het certificaat
te installeren.
Als het certificaat van het apparaat is geïnstalleerd,
klikt u op de toets [Weergeven] om de certificaatinformatie weer
te geven.
Klik op de toets [Selecteren] om de certificaten van
het apparaat weer te geven die reeds zijn geregistreerd. Selecteer daaruit.
IPsec kan worden gebruikt voor verzending/ontvangst
van gegevens in een netwerk.
Wanneer IPsec wordt gebruikt, kunnen gegevens veilig worden
verzonden en ontvangen zonder dat instellingen voor IP-pakketversleuteling
hoeven te worden geconfigureerd in een webbrowser of in een andere
applicatie op een hoger niveau.
Houd bij het inschakelen van deze instellingen rekening met
het volgende.
Stelt in of IPsec moet worden gebruikt voor transmissie.
Voer de Vooraf gedeelde sleutel voor IKEv1 in.
Stel de SA-levensduur in.
Stel de IKE-levensduur in.
De geregistreerde IPsec-regels worden weergegeven.
Als u een nieuwe regel wilt toevoegen, klikt u op de knop
[Toevoegen].
Als u een regel wilt verwijderen, selecteert u de regel die
u wilt verwijderen en klikt u op de knop [Verwijderen].
Voer een naam in voor de IPsec-regel.
Stel het prioriteitsniveau in.
Als er al een regel bestaat die lijkt op de regel die
u wilt maken, kunt u op basis van de oude regel een nieuwe regel maken.
Stel het type IP-adres in dat op het apparaat moet worden
gebruikt en het poortnummer (voor IPv6 geeft u het poortnummer en
de prefixlengte op).
Stel het type IP-adres voor de bestemming in en het
poortnummer (voor IPv6 geeft u het poortnummer en de prefixlengte
op).
Stel het protocol in dat moet worden gebruikt.
Configureer de instellingen voor de authenticatiemethode
voor IPsec.
Configureer de instellingen voor de authenticatiemethode
voor IPsec.
Selecteer deze optie om ESP-authenticatie te kunnen
gebruiken.
Geef aan of communicatie waarbij geen gebruik wordt
gemaakt van ESP is toegestaan.
Selecteer deze optie om AH-authenticatie te kunnen gebruiken.
Geef aan of communicatie waarbij geen gebruik wordt
gemaakt van AH is toegestaan.
Logs worden gemaakt en opgeslagen voor verscheidene
gebeurtenissen in verband met veiligheidsfuncties en -instellingen.
Auditlogs worden in het Engels gemaakt en opgeslagen. Instellingen
zoals bestandsnamen die van een externe bron zijn ingevoerd, worden
echter opgeslagen zoals ze zijn.
Auditlogs die in het interne geheugen zijn opgeslagen, kunnen
door een beheerder als TSV-bestanden naar een pc worden geëxporteerd.
U kunt het interne geheugen of een externe server selecteren
als bestemming voor het opslaan van auditlogs.
"Auditlogboek" kan als volgt worden uitgevoerd.
Selecteer op de webpagina [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Auditlogboek]
Selecteer "Veiligheidscontrole", "Instellingen opslag/verzenden" of "Auditlogboek
opslaan/verwijderen".
"Instellingen opslag/verzenden" kan als volgt worden
uitgevoerd.
Selecteer op de webpagina [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Auditlogboek]→
[Instellingen opslag/verzenden]
Maak vervolgens de instellingen voor opslag en transmissie.
"Auditlogboek opslaan/verwijderen" kan als volgt worden uitgevoerd.
Selecteer op de webpagina [Systeeminstellingen] → [Beveiligings- instellingen] → [Auditlogboek]→
[Auditlogboek opslaan/verwijderen]
Selecteer "Auditlogboek opslaan" of "Auditlogboek verwijderen".
Als de auditlog wordt opgeslagen op een externe server,
wordt de auditlog tijdelijk opgeslagen in het buffergebied dat is voorbehouden
in het interne geheugen tot de verzending naar de externe server
geslaagd is.
Naam van gebeurtenis | Datum & tijd*1 | Bediening I/F*2 | Login Name | Resultaat*3 | Aanvullende informatie |
---|---|---|---|---|---|
Start van audit |
Ja |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ja |
Redenen om te starten Overige: wissen beveiliging |
Einde van audit |
Ja |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ja |
n.v.t. |
Taak voltooid |
Ja |
Ja |
Taakeigenaar (SYSTEEM) |
Ja |
Naam van afgewerkte taak |
I&A Succes |
Ja |
Ja |
De string ingevoerd als uw gebruikersnaam |
n.v.t. |
IP-adres van de aanmeldbron 127.0.0.1 voor het bedieningspaneel |
I&A-storing |
Ja |
Ja |
De string ingevoerd als de gebruikersnaam |
n.v.t. |
IP-adres van de aanmeldbron 127.0.0.1 voor het bedieningspaneel |
Gebruiker toevoegen |
Ja |
Ja |
Gebruiker die heeft toegevoegd |
Ja |
Toegevoegde gebruikersnaam |
Aanmelden beëindigd |
Ja |
Ja |
De string ingevoerd als uw gebruikersnaam |
n.v.t. |
Actieve beëindiging/ Time-out |
Wachtwoord wijzigen |
Ja |
Ja |
De gebruiker die de wijziging heeft aangebracht |
Ja |
Gebruikersnaam van de gebruiker wiens wachtwoord is gewijzigd |
Gebruikersnaam wijzigen |
Ja |
Ja |
De gebruiker die de wijziging heeft aangebracht |
Ja |
Gebruikersnaam na wijziging |
Gebruiker wissen |
Ja |
Ja |
Gebruiker die heeft gewist |
Ja |
Gewiste gebruikersnaam (ALLE als alle gebruikers zijn gewist) |
Aut-groep toevoegen |
Ja |
Ja |
Gebruiker die heeft toegevoegd |
Ja |
Naam van toegevoegde autoriteitsgroep |
Rol wijzigen |
Ja |
Ja |
De gebruiker die de wijziging heeft aangebracht |
Ja |
|
Instelling van aut-groep wijzigen |
Ja |
Ja |
De gebruiker die de wijziging heeft aangebracht |
Ja |
Gewijzigde instellingen privilege Groepsnaam |
Paginalimietgroep toevoegen |
Ja |
Ja |
Gebruikers met aanvullende functies |
Ja |
Naam van de aanvullende paginalimietgroep |
Paginalimietgroep wissen |
Ja |
Ja |
Gebruiker wiens functies zijn gewist |
Ja |
Naam van de gewiste paginalimietgroep |
De instellingen voor de Paginalimietgroep wijzigen |
Ja |
Ja |
Gebruikers die de instellingen hebben gewijzigd |
Ja |
Naam van de gewijzigde paginalimietgroep |
Tijdsinstelling wijzigen |
Ja |
Ja |
De gebruiker die de wijziging heeft aangebracht |
Ja |
n.v.t. |
Instelling wijzigen |
Ja |
Ja |
Gebruikers die de wijziging hebben aangebracht (“DoorBeleid” bij toepassing van AD-beleid) |
Ja |
|
Firmherstel |
Ja |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ja |
|
Weigering van uitv |
Ja |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ja |
Onderscheiden naam van firmware of ingesloten OSA-app |
TLS, IPsec-communicatiestoring (Comm-Storing) * Communicatiepartner is verschillend van de auditserver |
Ja |
n.v.t. |
Gebruikers die communiceren |
n.v.t. |
|
AdrBoek wijzigen |
Ja |
Ja |
Gebruiker die heeft bijgewerkt |
Ja |
|
Firmupdate |
Ja |
Ja |
Gebruiker die heeft bijgewerkt |
Ja |
|
Vrijgave Geweigerd Adr |
Ja |
Ja |
Gebruikers die zijn vrijgegeven |
Ja |
Vrijgegeven IP-adres |
Verzenden naar Externe Best |
Ja |
Ja |
Gebruikers die hebben verzonden |
Ja |
E-mailadres van bestemming/IP-adres/SMB-mappad |
Web Push Afdrukken |
Ja |
Ja |
Gebruikers van de functie |
Ja |
IP-adres van waaruit het bestand was gedownload |
Service-instelling wijzigen |
Ja |
Ja |
Gebruikers die de instellingen hebben gewijzigd |
Ja |
Gewijzigde instellingen en de waarden ervan |
Overschakelen naar servicemodus |
Ja |
Ja |
Service |
Ja |
n.v.t. |
Bezig in servicemodus |
Ja |
Ja |
Service |
Ja |
Gewijzigde instelwaarden |
*1 De datum en het tijdstip waarop de gebeurtenis is opgetreden wordt weergegeven in het uitgebreide formaat van ISO 8601.
*2 Hetzij Ope/Web/sNet wordt weergegeven als de bedieningsinterface. Als het echter "N / A" is in de tabel, wordt het geschreven als "N / A".
*3 Hetzij Succes / Mislukking zal worden getoond als het resultaat van de gebeurtenis.
Importeer certificaat/geheime sleutel.
Exporteer certificaat/geheime sleutel.
Toont de status van het certificaat.
Voer de naam in die moet worden gebruikt.
Voer de naam van de organisatie in.
Voer de naam van de eenheid binnen de organisatie in.
Voer de plaats of de locatie in.
Voer de staat of de provincie in.
Voer de landcode in.
Voer de startdatum en -tijd voor het certificaat in.
Voer de vervaldatum van het certificaat in.
Voer de certificaatgegevens in.
Installeer het certificaat.
Toont de status van het certificaat.
Voer de naam in die moet worden gebruikt.
Voer de naam van de organisatie in.
Voer de naam van de eenheid binnen de organisatie in.
Voer de plaats of de locatie in.
Voer de staat of de provincie in.
Voer de landcode in.
Geef de sleutellengte van het certificaat op.
Importeer het certificaat.
Toont de status van het certificaat.
Druk op de toets [OK] om de volgende persoonlijke informatie
en gegevens in het apparaat te initialiseren.
Version 02a / bpc131pw_usr_02a_nl