Als u het apparaat als faxapparaat wilt gebruiken, sluit
u het aan op de telefoonlijn en stelt u het type telefoonlijn in.
Sluit het apparaat aan op de telefoonlijn.
Sluit de ene stekker van het telefoonsnoer aan op de
telefoonlijnaansluiting (LINE) op het apparaat, zoals afgebeeld,
tot het klikt, en sluit de andere stekker aan op de telefoonwandaansluiting
tot het klikt.
In sommige landen is een adapter vereist om het telefoonsnoer
aan te sluiten op de telefoonwandaansluiting, zoals afgebeeld.
Als de verbindingskabel niet juist is aangesloten,
wordt “Verzenden mislukt. Controleer de netwerkverbinding” weergegeven
als u een fax probeert te verzenden. Sluit de verbindingskabel opnieuw
aan.
Zorg ervoor dat de stekker in het stopcontact zit.
Wanneer de aan/uit-indicator brandt, zit de stekker in
het stopcontact. Wanneer de aan/uit-indicator niet brandt, steek
de stekker dan in het stopcontact.
DE VOEDING INSCHAKELENWanneer u het apparaat gebruikt om te faxen, mag
u het niet uitschakelen en moet u het in de stand-bymodus houden met
behulp van de spaarstandmodus.
Stel het type telefoonlijn in.
De kiesmodusinstelling van het apparaat moet overeenkomen
met het type telefoonlijn dat u gebruikt.
* Als deze instelling niet juist is, wordt mogelijk een
verkeerd telefoonnummer gekozen of naar de verkeerde bestemming
gebeld.
-
Het type telefoonlijn automatisch instellen
Selecteer
in het bedieningspaneel [Systeeminstellingen] → [Fax Instellingen] → [Voorwaarde-instellingen]
→ [Kiesmodusinstelling], en tik op de toets [Auto Select.]. (Op de Webpagina
selecteert u [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Fax Instellingen]
→ [Standaard- Instellingen]
→ [Kiesmodusinstelling] en tikt u op de toets [Auto Select.].)
- U kunt
het type telefoonlijn indien nodig handmatig instellen.
- Deze instelling
kan alleen worden geactiveerd in Canada.
Wanneer
u een verbinding met een digitale lijn maakt Als Digital Line Network
is ingeschakeld, is het verzendniveau 15 dB of minder als u verbinding
maakt met een digitale lijn. Selecteer in het bedieningspaneel [Systeeminstellingen]
→
[Faxinstellingen] → [Voorwaarde-instellingen] → [Digitaal lijnnetwerk]
(selecteer op de Webpagina [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden]
→ [Fax Instellingen]
→ [Standaard- Instellingen] → [Digitaal lijnnetwerk]).
Controleer de datum en de tijd.
Controleer of de correcte datum en tijd op het apparaat
zijn ingesteld.
De
datum en tijd van het apparaat instellen:
Selecteer in het bedieningspaneel of de Webpagina [Systeeminstellingen] →
[Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Klokaanpassing].
Sla het faxnummer van de afzender op.
Sla de naam van een afzender op bij [Naam Afzender] en sla
het faxnummer op bij [Faxnr.]. Zorg dat u deze gegevens configureert,
deze zijn nodig voor de communicatie.
De naam
en het adres van de afzender opslaan:
Selecteer
in het bedieningspaneel [Systeeminstellingen] → [Faxinstellingen] → [Voorwaarde-instellingen]
→ [Eigen nummer en naam] (Selecteer op de Webpagina [Systeeminstellingen] → [Instellingen
Beeld Verzenden]
→ [Algemene instellingen] → [Eigen nummer en naam] → [Registratie zendergegevens]).