De ontvangen faxgegevens kunnen worden doorgestuurd
volgens de opgeslagen doorstuurtabel.
U kunt de gegevensdoorstuurtabel opslaan of bewerken
die de doorstuurinstellingen voor ontvangen gegevens bevat.
Er kunnen maximaal 10 gegevensdoorstuurtabellen worden opgeslagen.
Eén doorstuurtabel kan maximaal 5 combinatiesets van afzendernummer
en bronadres bevatten.
Er kunnen maximaal 50 bestemmingen in alle gegevensdoorstuurtabellen
bij elkaar worden opgeslagen.
Item | Beschrijving |
---|---|
Tabelnaam |
Geef een doorstuurtabelnaam weer. |
Verzendinstellingen voor Ontvangen Data Faxnummer instelling |
Selecteer het faxnummer van de afzender. Sla het bestemmingsnummer of -adres in voordat u een afzendernummer of -adres selecteert. Als u alle ontvangen gegevens wilt doorsturen, selecteert u [Alle ontvangen gegevens doorsturen].
|
Verzendinstellingen voor Ontvangen Data Doorstuurvoorwaarde |
U kunt de doorstuurvoorwaarden instellen.
|
Bestemmingenlijst voor doorsturen |
Toont een lijst met de adressen die u als de bestemming
kunt instellen. Selecteer een bestemming door deze in te stellen
op |
Toevoegen (Selectie uit Adresboek) |
Open het adresboek en voer een bestemming voor doorsturen in. |
Toevoegen (Directe Invoer) |
Voer de naam van de bestemming rechtstreeks in. |
Wissen |
Hiermee verwijdert u het geselecteerde adres. |
Hiermee worden de beheerinstellingen opgeslagen voor
gebruik bij inkomende routing.
Lijstnaam | Instellingen |
---|---|
Inkomende routing |
Hiermee stelt u de functie voor inkomende routing in.
|
Instelling afdrukstijl |
Stelt afdrukvoorwaarden voor ontvangen gegevens in.
|
Voorinstelling van teken |
Voor het instellen van tekens die worden toegevoegd aan de bestandsnaam als het bestand is opgeslagen. Als 'Teken 1' en 'Teken 2' zijn ingesteld bij 'Bestandsnaamgeving nr 1 tot nr 7', worden de ingestelde tekens toegevoegd aan de bestandsnaam. Voer maximaal 64 tekens in van volle of halve breedte. |
Bestandsnaamgeving Nr 1 t/m Nr 6 |
Voor het instellen van de informatie in de bestandsnaam tijdens het opslaan van het bestand.
|
De functie [Inkomende routing] inschakelen.
Tik op [Beheerinstellingen] in het menu.Sla het nummer of adres van de afzender op.
Tik op [Registratie van afzendernummer/-adres] in het menu.Sla een doorstuurtabel op.
Tik op [Instellingen inkomende routing] in het menu.Schakel de opgeslagen doorstuurtabel in.
Tik op [Instellingen inkomende routing] in het menu.Geef de instellingen op voor het afdrukken van het Transactierapport.
Version 02a / bpc131wd_usr_02a_nl