Selecteer de minimaal vereiste instellingen voor de
apparaatverbinding met het netwerk.
Schakel tussen [Alleen bedraad], [Draadloos (Infrastructuurmodus)]
of [Bedraad+Draadloos (Directe Verbinding)] afhankelijk van de netwerkverbindingsstatus.
Bedraad (Directe Verbinding)" en "Toegangspuntmodus"
is ingeschakeld.
Klik hierop om naar toegangspunten te zoeken. Als de
zoekresultaten worden weergegeven, klik dan op het toegangspunt
dat u wilt gebruiken en klik op [OK]. [SSID], [Beveiligingstype]
en [Versl.] worden automatisch toegepast.
Geef de SSID in.
Selecteer het type beveiliging.
Selecteer het type versleuteling.
Voer de beveiligingscode in.
Veiligheidstype | Beveiligingscode |
---|---|
Geen WEP WPA persoonlijk WPA/WPA2-gemengd onderneming WPA2 persoonlijk WPA2 onderneming WPA2/WPA3-gemengd persoonlijk WPA3 persoonlijk WPA2/WPA3-gemengd onderneming WPA3 onderneming |
WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers WPA/WPA2/WPA3: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers |
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de beveiligingscode
weergegeven.
Bij gebruik van het apparaat op een TCP/IP (IPv4)-netwerk,
gebruikt u deze instelling om het IP-adres van het
apparaat te configureren. De instellingen worden hieronder weergegeven.
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch
te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)/BOOTP
(Bootstrap Protocol). Wanneer deze instelling is ingeschakeld is
het niet nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
Voer het IP-adres van de machine in.
Voer het IP-subnetmasker in.
Voer het standaardgateway-adres in.
Voer een apparaatnaam in.
Voer de naam van het domein in.
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
Voer de domeinnaam in waar de geselecteerde DNS-server
bestaat.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de primaire SMTP-server
in.
Voer een poortnummer in.
Voer het adres van de afzender in.
Als
SSL/TLS is ingeschakeld, kan communicatie
met SMTP-over-TLS-versleuteling door de opdracht STARTTLS worden
gebruikt.
De server moet de opdracht STARTTLS wel ondersteunen.
U kunt SSL/TLS-communicatie toestaan door “Poortnummer” op
hetzelfde poortnummer in te stellen als de normale SMTP.
Specificeer de authenticatiemethode voor SMTP.
Voer de gebruikersnaam in.
Voer het wachtwoord in.
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen]
in op
.
Tik op de knop [Uitvoeren:] om de verbinding met de
SMTP-server te testen.
Voer de adresboeknaam in.
Voert de standaardzoekinstellingen in voor het zoeken
naar een specifiek gebied van de LDAP-directorygegevensstructuur.
Bijvoorbeeld: o = ABC, ou = NY, cn = Everyone
De ingevoerde waarden moeten met een puntkomma of komma van
elkaar worden gescheiden.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de LDAP-server
in.
Voer de accountnaam voor de LDAP-instelling in.
Voer het wachtwoord in.
Wijzig het wachtwoord door
in te stellen.
Selecteer de authenticatieserver in de vervolgkeuzelijst.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de Kerberos-authenticatieserver
in.
Voer de Kerberos-realm in.
Als
is ingesteld, is de SSL/TLS-coderingscommunicatie
ingeschakeld.
Stel "Poortnummer" in op 465 voor gecodeerde communicatie
als SMTP over TLS.
Voor versleutelde communicatie als STARTTLS stelt u "Poortnummer"
in op hetzelfde poortnummer als normale SMTP of een ander poortnummer
dan 465.
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbinding met de
LDAP-server te testen.
Voer een apparaatnaam in.
Voer de naam van het domein in.
Voer een opmerking in
Stel hoofdzakelijk items met betrekking tot TCP/IP in.
Schakel tussen [Alleen bedraad], [Draadloos (Infrastructuurmodus)]
of [Bedraad+Draadloos (Directe Verbinding)] afhankelijk van de netwerkverbindingsstatus.
Selecteer uit Toegangspuntmodus en Wi-Fi Directe Modus.
Optimaliseert automatisch zowel communicatiesnelheden
als communicatiemodi (full/half duplex) bij aansluiting via LAN-connector.
Geef de communicatiesnelheid van het netwerk op.
Geef de communicatiesnelheid van het netwerk op.
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine
in te stellen wanneer u de machine gebruikt in een TCP/IP-netwerk
met IPv4. De instellingen worden hieronder weergegeven.
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch
te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol).
Wanneer deze instelling is ingeschakeld is het niet nodig om het
IP-adres handmatig in te voeren.
Voer het IP-adres van de machine in.
Voer het IP-subnetmasker in.
Voer het standaardgateway-adres in.
Gebruik deze instelling om het IP-adres van het apparaat
in te stellen wanneer u het apparaat gebruikt in een TCP/IP (IPv6)-netwerk.
Schakel deze instelling in.
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch
te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)
v6. Wanneer deze instelling is ingeschakeld is het niet nodig om
het IP-adres handmatig in te voeren.
Voer het IP-adres en de prefixlengte (0 t/m 128) van
het apparaat in.
Voer de standaardgateway in.
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
Voer de domeinnaam in waar de geselecteerde DNS-server
bestaat.
Met IEEE802.1X kan een gebruiker worden gemachtigd tot
gebruik van het apparaat.
Het IEEE802.1X-protocol definieert authenticatie op poortbasis
voor zowel bedrade als draadloze netwerken.
Gebruik IEEE802.1X-authenticatie om alleen geauthenticeerde
apparaten gebruik te laten maken van het netwerk en het netwerk
te beschermen tegen misbruik door derden.
Sommige instellingen van webpagina's blokkeren verbinding
met het apparaat, afdrukken, scannen of weergave van de instellingsmodus
(webversie). Maak deze instelling in dat geval ongedaan en wijzig
de instellingen van de instellingsmodus (webversie).
Stel in of authenticatie moet worden gebruikt met behulp
van IEEE802.1X.
Stel de EAP-authenticatiemethode in bij IEEE802.1X.
Geef de EAP-gebruikersnaam in bij authenticatie.
Geef het EAP-wachtwoord in voor authenticatie.
Stel in of serverauthenticatie moet worden gebruikt.
Stel de EAP time-out in.
Geef aan hoe vaak EPS opnieuw zal proberen te verzenden
als de communicatie mislukt.
Toont de status van het certificaat dat vereist is voor
verzending met IEEE802.1X. Klik op [Installeren] om het certificaat te
installeren.
Toont de status van het CA-certificaat dat vereist is
voor verzending met IEEE802.1X. Klik op [Installeren] om het certificaat
te installeren.
Configureer de instellingen voor SMTP, Kerberos-authenticatie,
mDNS, SNMP en SMB.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de primaire SMTP-server
in.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de secundaire SMTP-server
in.
Voer een poortnummer in.
Voer een time-out in. Deze waarde wordt gebruikt voor
de verbinding met de SMTP-server en voor de verzending van gegevens
volgens de e-mailsysteemspecificaties.
Voer het adres van de afzender in
Als
SSL/TLS is ingeschakeld, kan communicatie
met SMTP-over-TLS-versleuteling door de opdracht STARTTLS worden
gebruikt.
De server moet de opdracht STARTTLS wel ondersteunen.
U kunt SSL/TLS-communicatie toestaan door “Poortnummer” op
hetzelfde poortnummer in te stellen als de normale SMTP.
Specificeer de authenticatiemethode voor SMTP.
Voer de gebruikersnaam in.
Voer het wachtwoord in.
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen]
in op
.
Als
is ingesteld, wordt u geauthenticeerd
voor de POP-server voordat u de SMTP-communicatie gebruikt.
Tik op de knop [Uitvoeren:] om de verbinding met de
SMTP-server te testen.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de Kerberos-authenticatieserver
in.
Voer het poortnummer van de Kerberos-authenticatieserver
in.
Voer de Kerberos-realm in.
Stel deze optie in om de mDNS-instellingen te gebruiken.
Voer een servicenaam in.
De domeinnaam weergeven.
Selecteer een service die u met de prioriteit gebruikt.
Stel deze optie in om de SNMPv1-instellingen te gebruiken.
Stel een toegangsmethode in.
Voer de naam voor de GET-community in om de apparaatinformatie
via SNMP op te halen.
Voer de naam voor de SET-community in die voor de SNMP-instelling
is vereist.
Wijzig de SET-community door
in te stellen.
Voer de communitynaam in voor de SNMP TRAP die vanaf
het apparaat wordt verstuurd.
Voer het IP-adres van de bestemmingscomputer voor SNMP
TRAP-communicatie in.
Stel deze optie in om de SNMPv3-instellingen te gebruiken.
Voer de gebruikersnaam in.
Voer de authenticatiecode in.
Voer de privacycode in.
De contextnaam weergeven.
Stel de versie van het SMB-protocol in dat wordt gebruikt
voor functies zoals Scannen naar netwerkmap.
Gebruik deze instelling om verbinding te maken met een apparaat
dat niet automatisch de SMB-protocolversie kan wijzigen, of als
er een probleem is met de verbinding met een ander apparaat vanwege
verschillende versies.
Stel de versie in op SMBv1, SMBv2 of SMBv3.
Stel deze optie in om LPD te gebruiken.
Voer een time-out in.
Stel deze optie in om de banner te gebruiken.
Stel deze optie in om RAW afdrukken te gebruiken.
Voer een poortnummer in.
Voer een time-out in.
Stel deze optie in om WSD afdrukken te gebruiken.
Stel deze optie in om multicast-detectie te gebruiken.
Voor AirPrint instellingen, zie de "Handleiding AirPrint".
De LDAP-instellingen worden hierna uitgelegd.
Wanneer u op de toets [Opslaan] tikt, worden de LDAP-instellingen
bijgewerkt met uw invoer.
Het standaardadresboek is ingesteld op
.
Om een globaal adresboek toe te voegen, tikt u op de
toets Toevoegen.
Om het globale adresboek te wissen, selecteert u het
item en tikt u op de toets [Wissen].
Instellingsitem | Instellingen |
---|---|
Naam |
Voer de adresboeknaam in. |
Zoek-root |
Voert de standaardzoekinstellingen in voor het zoeken naar een specifiek gebied van de LDAP-directorygegevensstructuur. Bijvoorbeeld: o = ABC, ou = NY, cn = Everyone De ingevoerde waarden moeten met een puntkomma of komma van elkaar worden gescheiden. |
LDAP-server |
Voer de hostnaam of het IP-adres van de LDAP-server in. |
Servertype |
Selecteer Standaard of Aangepast in de lijst met servertypen.
|
Kenmerk gebruiker-ID |
Stel de eigenschap voor gebruikers-ID in.
|
Zoekkenmerk |
Stel de eigenschap voor LDAP zoeken in.
|
E-mailadres verkrijgen van |
Stel de eigenschap voor E-mailadres zoeken in.
|
Faxadres verkrijgen van |
Stel de eigenschap voor faxnummer zoeken in.
|
Paginalimietgroep |
Stel de eigenschap voor Paginalimietgroep opslaan zoeken in.
|
Authoriteitsgroep |
Stel de eigenschap voor Authoriteitsgroep opslaan zoeken in.
|
Kaart-ID |
Hiermee stelt u de eigenschap voor card-ID zoeken in.
|
Poortnummer |
Voer een poortnummer in.
|
Time-out |
Voer een time-out in.
|
Gebruikersnaam |
Voer de accountnaam voor de LDAP-instelling in. |
Wachtwoord |
Voer het wachtwoord in. Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen]
in op
|
Authenticatietype |
Selecteer de authenticatieserver in de vervolgkeuzelijst.
|
Prefix binden |
Stel de bindprefix in.
|
Servergebruik |
Stel de serverapplicatie in. Stel het adresboek en gebruikersauthenticatie in.
|
Te gebruiken als standaard |
Geef aan of het geselecteerde globale adres als standaardadres moet worden gebruikt.
|
SSL/TLS inschakelen |
Versleutelde communicatie door SSL/TLS wordt uitgevoerd.
|
Verbindingstest |
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbindingstest uit te voeren en de resultaten ervan weer te geven. |
Een proxyserver gebruiken om verbinding te maken met
het netwerk.
Item | Beschrijving |
---|---|
Proxy-instelling |
Een proxyserver gebruiken om verbinding te maken met het netwerk.
|
Adres proxyserver |
Voer het adres van de proxyserver in. |
Gebruikersnaam |
Voer een gebruikersnaam voor toegang tot de proxyserver in. |
Wachtwoord |
Voer een wachtwoord voor toegang tot de proxyserver in. |
Poortnummer |
Voer het poortnummer van de proxyserver in.
|
Hiermee schakelt u het draadloze netwerk in en uit en
geeft u de status van het draadloze netwerk weer.
Schakel tussen [Alleen bedraad], [Draadloos (Infrastructuurmodus)]
of [Bedraad+Draadloos (Directe Verbinding)] afhankelijk van de netwerkverbindingsstatus.
Dit kan worden ingesteld wanneer “Connectietype” “Bedraad
+ draadloos (Directe Verbinding)” is en “Toegangspuntmodus” is ingeschakeld.
Hiermee geeft u de instellingen weer, zoals de SSID
en het beveiligingstype van het draadloze netwerk. Als het draadloze
netwerk is uitgeschakeld, wordt '--' weergegeven.
Hiermee geeft u de ontvangstniveaus (max. 100) van het
draadloze netwerk en de IP-adressen weer.
Klik op de knop [Setup].
In het scherm Instellingen voor draadloos kunt u de SSID,
het beveiligingstype, de versleuteling en de beveiligingscode voor
het draadloze netwerk instellen.
Klik op de knop [Initialiseren].
De instellingen voor de SSID, het beveiligingstype, de versleuteling
en de beveiligingscode worden geïnitialiseerd.
Als u op de knop [Setup] klikt wanneer [Verbindingstype
schakelen] is ingesteld op [Draadloos (Infrastructuur Modus)], wordt het scherm voor
de
draadloze instelling van de infrastructuurmodus getoond.
Configureer hier de SSID, het beveiligingstype, de versleuteling
en de beveiligingscode voor het draadloze netwerk. Wanneer u op
de knop [Indienen] klikt, worden de instellingen opgeslagen.
Klik hierop om naar toegangspunten te zoeken. Als de
zoekresultaten worden weergegeven, klik dan op het toegangspunt
dat u wilt gebruiken en klik op [OK]. [SSID], [Beveiligingstype]
en [Versl.] worden automatisch toegepast.
Geef de SSID in.
Selecteer het type beveiliging.
Selecteer het type versleuteling.
Voer de beveiligingscode in.
Veiligheidstype | Beveiligingscode |
---|---|
WEP WPA persoonlijk WPA/WPA2-gemengd onderneming WPA2 persoonlijk WPA2 onderneming WPA2/WPA3-gemengd persoonlijk WPA3 persoonlijk WPA2/WPA3-gemengd onderneming WPA3 onderneming |
WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers WPA/WPA2/WPA3: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers |
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de beveiligingscode
weergegeven.
Als u op de knop [Setup] klikt terwijl [Connectietype]
is ingesteld op [Bedraad+Draadloos (Directe Verbinding)], dan wordt
het scherm Instellingen voor draadloos (Directe Verbinding) weergegeven.
Wanneer “Access Point Mode” wordt geselecteerd in “Bedraad+Draadloos
(Directe Verbinding)”, kan de toegangspuntmodus worden ingesteld.
Configureer hier de SSID, het beveiligingstype, de versleuteling
en de beveiligingscode voor het draadloze netwerk.
Wanneer u op de knop [Indienen] klikt, worden de instellingen
opgeslagen.
Stel de frequentieband in die moet worden gebruikt voor
een draadloze LAN.
Geef de SSID in.
Selecteer het type beveiliging.
Selecteer het type versleuteling.
Voer de beveiligingscode in.
Veiligheidstype | Beveiligingscode |
---|---|
WEP WPA persoonlijk WPA2 persoonlijk WPA2/WPA3-gemengd persoonlijk WPA3 persoonlijk WPA2/WPA3-gemengd onderneming WPA3 onderneming |
WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers WPA/WPA2/WPA3: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers |
Wanneer dit is ingeschakeld, zal de beveiligingssleutel
worden getoond.
Voer het IP-adres in.
Selecteer het kanaal dat voor het draadloos netwerk
moet worden gebruikt.
Stel het bereik in dat voor het IP-adres moet worden
gebruikt.
Stel de geldigheidsperiode in van het IP-adres dat is
toegewezen door DHCP.
Stel in wanneer Eenvoudige Verbinding moet worden gebruikt.
U kunt de speciale toepassing op voorhand in een mobiel
toestel installeren, en de weergegeven QR-code scannen en de verbindingsinstellingen
naar het mobiele toestel verzenden, en het opslaan.
Stel de verbindingsbestemming in om te verbinden met
en de verbindingsbestemming om te worden opgeslagen in de QR-code.
Om te verbinden met dit apparaat selecteert u [Verbinding maken met de machine].
De informatie die vereist is bij het maken van een verbinding met
het apparaat, wordt geregistreerd in de toepassing.
Om een andere verbindingsbestemming dan het apparaat te selecteren,
selecteert u [Maak verbinding met het volgende toegangspunt].
Om dit handmatig in te stellen, dient u op voorhand de netwerkinformatie
van de verbindingsbestemming te verkrijgen.
Als u [Maak verbinding met het volgende toegangspunt] selecteert, kunt u de volgende
instellingen
configureren.
Veiligheidstype | Beveiligingscode |
---|---|
WEP WPA persoonlijk WPA2 persoonlijk WPA2/WPA3-gemengd persoonlijk WPA3 persoonlijk |
WEP64-bits: WEP64-bits: 5 tekens of een hexadecimaal getal van 10 cijfers WEP 128-bits: 13 tekens of een hexadecimaal getal van 26 cijfers WPA/WPA2/WPA3: 8 tot 63 tekens of een hexadecimaal getal van 64 cijfers |
Toon beveiligingscode
Wanneer dit is ingeschakeld, zal de beveiligingssleutel worden
getoond.
Hierna worden de toegangsinstellingen voor de instellingsmodus
(webversie) uitgelegd.
Voer het aantal gebruikers in dat gelijktijdig toegang
heeft tot de instellingsmodus (webversie).
Voer een tijd in voor automatische afmelding wanneer
de communicatie met het apparaat niet meer voortduurt.
De gebruikers die zich bij dit apparaat hebben aangemeld,
worden weergegeven.
Toont de gebruiker die op dit ogenblik is aangemeld
en het IP-adres.
De momenteel aangemelde gebruikers worden afgemeld.
Version 02a / bpc131wd_usr_02a_nl