SHARP

Taal

PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN

Gebruik de doorvoerlade voor het afdrukken op normaal papier, enveloppen, etikettenvellen, en andere speciale media.
Er kan maximaal 50 vel papier worden geplaatst (zwaar papier van 106 g/m2 tot 220 g/m2 (28 lbs. bond tot 80 lbs. Kaft): 20 vellen, envelop, transparanten: 10 vel) voor continu afdrukken, net als het gebruik met andere laden.

  • Bij het gebruik van ander gewoon papier dan het Sharp-standaardpapier of andere speciale media dan de door Sharp aanbevolen transparanten, glanspapier, of wanneer u afdrukt op de achterzijde van eerder bedrukt papier, moet het papier met één vel tegelijk worden geladen. Als u meerdere vellen tegelijk laadt, zal het apparaat vastlopen.
  • Strijk eventuele krullen vlak voordat u het papier laadt.
  • Om papier toe te voegen, drukt u de drukplaat naar beneden tot deze vergrendeld wordt, verwijder eventueel resterend papier uit de doorvoerlade, combineer het met het papier dat moet worden toegevoegd, en plaats het opnieuw in de doorvoerlade. Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het resterende papier, kan het papier vastlopen. Het papier kan ook vastlopen als meer dan het gespecificeerde aantal vellen zijn toegevoegd, of als de stapel papier boven de limiet komt.
  • Controleer het paiertype en -formaat steeds nadat u papier in de doorvoerlade hebt geladen.

HOE HET PAPIER PLAATSEN

Laad het papier liggend.

TRANSPARANTEN LADEN

  • Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten.
  • Waaier de vellen enkele malen uit bij het laden van meerdere transparanten in de doorvoerlade.
  • Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit is afgedrukt en uit het apparaat komt. Wanneer verschillende transparanten op de uitvoerlade gestapeld worden, kunnen de vellen aan elkaar plakken of krullen.

ENVELOPPEN LADEN

Enveloppen moeten in één lijn met de linkerkant in de hieronder aangegeven stand in de doorvoerlade worden geladen.
U kunt alleen op de voorzijde van de enveloppen afdrukken of kopiëren. Zorg dat de voorzijde omlaag gericht is.
Vouw de klep en maak een scherpe vouw.

Bij het plaatsen van DL

  • Open de klep van de envelop.
  • Zorg dat de klep zich aan de rechterzijde bevindt.
  • Bij het plaatsen van C5, of C6
  • Sluit de klep van de envelop.
  • Zorg dat de klep zich aan de achterzijde bevindt.
  • Belangrijke tips voor het laden van enveloppen

    • Druk niet af op de achterzijde (de zijde met de kleefstrook) van de envelop. Dit kan leiden tot vastlopen of een slechte afdrukkwaliteit.
    • Voor sommige typen enveloppen gelden beperkingen. Neem voor meer informatie contact op met een Sharp-onderhoudstechnicus.
    • In sommige bedrijfsomgevingen kunnen kreukels, vegen, vastlopen van het papier, slechte tonerfusering of apparaatstoringen optreden.
    • Wanneer meerdere enveloppen worden geplaatst, kunnen ze niet ingevoerd worden als het bedrukte oppervlak niet vlak is, maar in de plaats daarvan in een hoek ingevoerd worden.
    • Het invoeren van dikke enveloppen kan niet mogelijk zijn.
    • Enveloppen met een lage oppervlaktegladheid kunnen mogelijk niet worden geladen.
    • Gebruik de volgende enveloppen niet:
      • Enveloppen die met een koord worden gesloten
      • Enveloppen met een metalen onderdeel, een plastic haak of een stoffen haak
      • Gevoerde enveloppen
      • Enveloppen met een oneffen oppervlak, afgewerkt met opdruk of reliëf
      • In geval van gevoerde enveloppen en andere items die kleefmiddelen of andere samenstellingen gebruiken als sluiting, kan deze substantie smelten als gevolg van de warmte van de fuseereenheid.
      • Handgemaakte enveloppen
      • Bubbelenveloppen
      • Enveloppen met kreukels, buigsporen, insnijdingen of andere schade.
      • Enveloppen waarvan het oppervlak is beschadigd of waarvan de vorm is vervormd als gevolg van langdurige opslag of vochtabsorptie kunnen niet worden gebruikt.
      • Enveloppen met vier of meer lamineringslagen kunnen niet worden geladen.
      • Vensterenveloppen
    • Enveloppen waarbij de uitgelijnde plaknaad aan de achterzijde niet is uitgelijnd met de hoekrand mogen niet worden gebruikt. Dit kan kreuken veroorzaken.
    • De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10 mm (13/32") langs de randen van de envelop.
    • De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een aanzienlijk stapsgewijs verloop in dikte, zoals op vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
    • In geval van liggende enveloppen moet u ervoor zorgen dat de kleppen zich niet in het gebied bevinden waar de doorvoerrol beweegt.
    • Duw op de enveloppen zodat de lucht eruit gaat, en druk de kreuken op alle 4 de zijden plat alvorens de enveloppen te plaatsen. Wanneer enveloppen krom of gebogen zijn, maak ze daarenboven dan recht met harde voorwerpen zoals een potlood of liniaal alvorens ze te plaatsen.
    • Lijn uit op een vlak oppervlak
    • Sommige enveloppen zijn mogelijk niet bruikbaar omwille van de vorm van de klep of het type envelop.

    Belangrijke informatie over het gebruik van reliëfpapier/etikettenvellen

    • Het oneffen oppervlak van sommige typen reliëfpapier kan van invloed zijn op de afdrukkwaliteit. Neem contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger voor meer informatie.
    • Sommige etiketten moeten mogelijk in de doorvoerlade worden geladen, in de aangegeven richting. Volg de betreffende aanwijzingen. Wanneer al een formulier op de etiketten is afgedrukt en de afdruk niet in de goede richting op het voorgedrukte formulier is afgedrukt, wijzig dan de instellingen in de toepassing of printerdriver zodat de afdruk wordt gedraaid.
    • Gebruik de volgende typen etikettenvellen niet.
      • Etikettenvellen zonder plakmiddel of etiketten
      • Etikettenvellen waarvan de kleefzijde blootligt
      • Etiketvellen met een invoerrichting die niet door het apparaat wordt ondersteund
      • Een etikettenvel dat eerder is gebruikt en waarvan een of meer etiketten ontbreken
      • Etikettenvellen die uit meerdere vellen bestaan
      • Etikettenvellen die niet geschikt zijn voor laserprinters
      • Etikettenvellen die geen warmte kunnen verdragen
      • Etikettenvellen met perforaties in het papier
      • Etikettenvellen met scheuren in het papier
      • Niet-standaard etikettenvellen
      • Etiketvellen waarvan de plakzijde is opgedroogd, bijvoorbeeld als gevolg van langdurige opslag
      • Etikettenvellen met uitsnijdingen waardoor het achtergrondpapier zichtbaar is
      • Gekrulde of anderzijds afwijkende etikettenvellen
      • Gescheurde of gekreukte etikettenvellen
      • Etikettenvellen bestaande uit drie vellen of meer.

    Ontgrendelingshendels van de fuseereenheid

    In sommige gevallen kan er schade aan de enveloppen of vuile vegen voorkomen als enveloppen binnen de specificaties worden gebruikt. Dit probleem kan worden opgelost door de ontgrendelingshendels van de fuseereenheid van hun "normale drukpositie" naar de "onderste drukpositie" te verschuiven. Volg de procedure op deze pagina.

    Open de rechterklep.

    Open de deksel langzaam.

    Verplaats de ontgrendelingshendels van de fuseereenheid (twee) naar de onderste drukpositie zoals is getoond.

    Sluit de rechterklep.

    Breng de hendel terug naar de normale positie wanneer het invoeren van de enveloppen voltooid is.

    De fuseereenheid is heet. Zorg ervoor dat u zich niet verbrandt wanneer u de regelingshendels van de fuseereenheid bedient.
    Zorg ervoor dat de hendels naar de "normale drukpositie" zijn teruggebracht alvorens op ander papier dan enveloppen te drukken of te kopiëren. Anders kunnen er fuseerproblemen optreden, kan het papier vastlopen of kan het apparaat defect geraken.

    Papier laden

    Open de doorvoerlade en de verlenglade.

    Lep op

    Plaats geen zware voorwerpen op de doorvoerlade en pas er geen neerwaartse druk op uit.

    Duw het midden van de drukplaat naar beneden tot deze vergrendeld wordt.

    Plaats het papier met de afdrukzijde omlaag.

    Schuif het papier langzaam langs de geleiders van de doorvoerlade totdat het niet verder gaat. Als het papier met te veel kracht wordt geplaatst, kan de voorrand omgevouwen raken. Als het papier te los wordt geplaatst, kan het scheef zitten of vastlopen.
    Het maximumaantal vellen mag niet worden overschreden en het papier mag niet boven de indicatorlijn uitkomen.

    Stel de geleiders van de doorvoerlade in op de breedte van het papier.

    Stel de geleiders van de doorvoerlade zodanig af dat ze licht in contact komen met het geplaatste papier.
    • Plaats het papier voor "Briefpapier" en "Voorbedrukt" met de afdrukzijde omhoog. Wanneer [Uitschakelen van duplex] echter is ingeschakeld, plaatst u de afdrukzijde in dezelfde stand als in de normale modus (omlaag).
    • Om papier toe te voegen, drukt u de drukplaat naar beneden tot deze vergrendeld wordt, verwijder eventueel resterend papier uit de doorvoerlade, combineer het met het papier dat moet worden toegevoegd, en plaats het opnieuw in de doorvoerlade. Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het resterende papier, kan het papier vastlopen. Het papier kan ook vastlopen als meer dan het gespecificeerde aantal vellen zijn toegevoegd, of als de stapel papier boven de limiet komt.
    • Druk geen kracht uit op het papier dat u plaatst. Dat kan vastlopen tot gevolg hebben.
    • Als de geleiders van de doorvoerlade breder zijn ingesteld dan het papier, moet u deze naar binnen schuiven totdat ze zijn afgesteld op de breedte van het papier. Als de geleiders van de doorvoerlade te breed zijn afgesteld, kan het papier scheef worden geladen of gekreukt raken.
    • Hoe de doorvoerlade sluiten.
    • Verwijder eventueel resterend papier in de doorvoerlade, en druk het midden van de drukplaat naar beneden tot deze vergrendeld wordt. Nadat u de drukplaat vergrendeld hebt, sluit u de verlenglade en vervolgens de doorvoerlade.
    Taal

    Version 02a / bpb547wd_usr_02a_nl

    ↑Eerste pagina