Hiermee worden meerdere
originelen automatisch geladen en gescand. Bij 2-zijdige originelen
kunnen automatisch beide zijden tegelijk worden gescand.
Op dit paneel vindt
u de informatie-indicator en het aanraakscherm.
Gebruik het aanraakscherm om elk van deze functies
uit te voeren.
In deze lade worden
ontvangen faxen en afgedrukte vellen papier opgevangen.
Trek de uitvoerlade uit wanneer u afdrukt op papier
dat groter is dan A4-formaat (8-1/2" x 11") of wanneer u grote hoeveelheden
afdrukt.
Deze indicator gaat
branden als de stekker van
het apparaat in het stopcontact zit.
Knippert blauw als de toets [Aan] niet onmiddellijk
wordt ingeschakeld nadat de stekker in het stopcontact zit.
Druk op deze toets
om de voeding van het apparaat in of uit te schakelen.
Via deze aansluiting
kan een USB-apparaat zoals een USB-stick op het apparaat worden
aangesloten.
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Grijp het wanneer
de machine wordt verplaatst.
Plaats papier in
deze lade.
Plaats papier in
deze lade.
Gebruik deze lade
om handmatig papier in te voeren.
Wanneer u papier laadt, moet u ook de verlenglade openen.
* Randapparaat.
Hier wordt warmte
toegepast om de overgebrachte afbeelding op het papier te smelten.
Waarschuwing
De fuseereenheid is heet. Zorg dat u geen brandwonden oploopt wanneer u vastgelopen papier verwijdert.Via deze aansluiting
kan een USB-apparaat zoals een USB-stick op het apparaat worden
aangesloten. Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Het apparaat gebruikt
deze aansluiting niet.
Sluit de LAN-kabel
aan op deze aansluiting als het apparaat binnen een netwerk wordt
gebruikt.
Gebruik een afgeschermde LAN-kabel.
In deze container
wordt overtollige toner verzameld die na het afdrukken is overgebleven
DE TONER INZAMELCONTAINER VERVANGEN
Deze cartridge bevat
toner.
Wanneer de toner in een cartridge opraakt, moet
die worden vervangen.
Tijdens het afdrukken
in kleur worden de tonerafbeeldingen van de vier kleuren op de fotogeleidende
drums gecombineerd op de transportband.
Tijdens het afdrukken in zwart-wit wordt alleen
de zwarte tonerafbeelding overgezet op de transportband.
Lep op
Zorg dat u de transportband niet aanraakt of beschadigt.Open deze klep om
een tonercartridge te vervangen.
Grijp het wanneer
de machine wordt verplaatst.
Open deze klep om
vastgelopen papier te verwijderen.
En open het wanneer de gebruiker
de instelling wijzigt om enveloppen af te drukken.
Wanneer de faxfunctie
van het apparaat wordt gebruikt, wordt hierop de telefoonlijn aangesloten.
Wanneer de faxfunctie
van het apparaat wordt gebruikt, kunt u een extra telefoontoestel
in deze aansluiting steken.
Open deze klep om
een vastgelopen origineel te verwijderen.
Deze klep wordt ook geopend om de aanvoerrol van
de papierinvoer te reinigen.
Deze geleiders zorgen
ervoor dat het origineel goed wordt gescand.
Stel de geleiders af op de breedte van het origineel.
Plaats het origineel.
Plaats het origineel met de afdrukzijde naar boven.
Na het scannen wordt
het origineel naar deze lade uitgevoerd.
Hier worden originelen
gescand die in de automatische documentinvoereenheid zijn geplaatst.
Plaats boeken of andere dikke originelen die niet via de automatische documentinvoereenheid kunnen worden gescand op deze glasplaat om ze te scannen.
Deze rol draait zodat
het origineel automatisch wordt ingevoerd.
In dit gedeelte worden de namen en functies
van de verschillende onderdelen van het bedieningspaneel beschreven.
Deze indicator gaat
branden en knipperen tijdens het uitvoeren van een taak of wanneer
er papier verkeerd wordt ingevoerd.
Op het aanraakscherm
worden meldingen en toetsen weergegeven.
Bedien het apparaat door direct op de weergegeven toetsen
te tikken.
Lep op
Bij het IN/UIT schakelen van het apparaat;
bij de gebruikersauthenticatie wanneer de gebruiker is aangemeld
met een IC-kaart bij het aansluiten van een USB-geheugen op het
apparaat; wanneer een USB-geheugen wordt aangesloten op het apparaat;
wanneer een taak op het bedieningspaneel van het apparaat wordt
gestart; of tijdens beeldaanpassing of bij het toevoegen van een
toner, wordt er een fax ontvangen of is er een fout opgetreden in
het apparaat, brandt de LED blauw, wit of oranje als antwoord op
het verzoek/de bewerking van de gebruiker om de status van het apparaat
aan de gebruiker te communiceren.
Verlichtingspatronen verschillen afhankelijk van de
status.
Verlichtingskleur | Verlichtingspatronen | Status |
---|---|---|
Blauw |
Patroon 1 |
Taak in uitvoering, zoals papierinvoer of -uitvoer. |
Patroon 2 |
Gereedstatus of andere status waarin het uitvoeren van taken mogelijk is. |
|
Patroon 3 |
Er is een origineel in de documentinvoer geplaatst. |
|
Knippert |
Er komt een fax binnen. |
|
Oranje |
Lichten* |
Fouten die het apparaat niet uitschakelen, bijvoorbeeld als de toner bijna op is. |
Knippert* |
Fouten die het apparaat uitschakelen, bijvoorbeeld bij het vastlopen van papier of als de toner op is. |
* Als de brandende status en de knipperende status overlappen, heeft de knipperende status prioriteit.
Version 02a / bpc131wd_usr_02a_nl