In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u in het beginscherm
van de basismodus een bestemming invoert.
BASISMODUS
Tik op de toets [Directe Invoer] of de toets [Faxnummer] om het faxnummer van de bestemming in te voeren.
Als u meerdere nummers wilt invoeren, tikt u opVoer na het gebruikte nummer een onderbreking in als
u vanuit een bedrijfscentrale belt (bijvoorbeeld na een '0') of
na de landcode van een internationaal nummer.
Tik op de toets [Onderbreking].
Een streepje "-" wordt ingevoerd wanneer er één keer op de toets [Onderbreking] wordt getikt.
U haalt een faxnummer van een bestemming op door op de snelkeuzetoets
van die bestemming in het scherm Adresboek te tikken. (Snelkeuzetoetsen
gebruiken)
Het is ook mogelijk meerdere faxnummers onder een snelkeuzetoets
op te slaan. Hierdoor kunt u alle nummer ophalen door op die snelkeuzetoets
te tikken. Deze kiesmethode is handig wanneer u dezelfde fax (of
een navraag) naar meerdere bestemmingen wilt verzenden.
Wanneer er naast faxbestemmingen ook bestemmingen van andere
scanfuncties zijn opgeslagen, wordt in elke snelkeuzetoets naast
de naam van de bestemming ook een pictogram getoond dat de functie
aangeeft.
![]() |
Faxen |
---|---|
![]() |
Groepstoets met meerdere bestemmingen |
Tik op de toets [Adresboek].
Tik op de snelkeuzetoets van de contactpersoon of groep die de faxbestemming bevat.
Als er meerdere bestemmingen zijn geselecteerd,
kunt u de bestemmingen weergeven en controleren. Ook is het zo nodig
mogelijk om een bestemming te verwijderen (selectie van bestemming
annuleren).
Tik op de toets [Alle Bestemm.].
Bevestig de bestemming.
Tik opSelecteer het adres en tik op
.
U kunt het zoeknummer gebruiken om een bestemming
op te geven die in het adresboek is opgeslagen.
Tik op de toets [Adresboek] en op de toets [Zoeknummer oproepen].
Voer met de cijfertoetsen een zoeknummer van 3 cijfers
in en tik op
.
Selecteer een bestemming in een verzendlogboek
en verzend de gegevens opnieuw.
De bestemmingen van de meest recente 10 verzendingen van faxen
worden opgeslagen. Een van deze kan worden geselecteerd om opnieuw
te verzenden naar die bestemming.
Tik op de toets [Verzendgeschiedenis].
Tik op de toets van de faxbestemming die u opnieuw wilt kiezen.
De laatste 10 adressen die voor verzending zijn gebruikt, worden weergegeven.Nummerreeksen die u met cijfertoetsen en/of
snelkeuzetoetsen hebt ingevoerd, kunnen met elkaar verbonden worden door
onderbrekingen en kunnen als één nummer worden gekozen.
Als u een internationaal nummer kiest, tikt u bijvoorbeeld op de
toets [Onderbreking] tussen het identificatienummer van een internationale
telefoonmaatschappij (bijvoorbeeld "001") en de landcode (bijvoorbeeld
"81" voor Japan) om een onderbreking in te voegen voor een betere
lijnverbinding.
De tijd (in seconden) die is ingesteld op de Webpagina [Systeeminstellingen]
→ [Instellingen Beeld Verzenden] → [Faxinstellingen] → [Standaard- Instellingen] →
[Instelling Onderbrekingstijd] definieert
hoelang de onderbreking duurt. Stel een waarde in van 1 tot 15 in
stappen van 1 seconde.
Op het scherm wordt een onderbreking aangegeven door middel van
een streepje '-'.
Als bij [Instelling Onderbrekingstijd] twee seconden is ingesteld, wordt er gedurende
6 seconden onderbroken als u driemaal op de toets [Onderbreking] tikt.
Voorbeeld:
kettingkiezen gebruiken om een internationaal nummer te kiezen
Version 02a / bpc131wd_usr_02a_nl